8 – van een struise dame en zeilen door het oorlogsverleden

Vrijdag 2 juli

Verdraaid, als ik in Honfleur om 08:35 uur door de hefbrug vaar en even later de sluis ben gepasseerd is het nogal nevelig op de Seine. Volgens het radioweerbericht zal het rond 10:00 uur weer helder moeten zijn. De sluismeester raadt mij aan om niet op dezelfde dukdalf af te meren als op de heenreis omdat het vallend tij is en er flink wat steenwerk op de bodem ligt. Ik besluit om de nevel in te varen en de Seine over te steken, daar buiten de vaargeul voor de zeeschepen verwacht ik veilig te kunnen varen. Helaas buiten de waard gerekend, op de AIS zie ik dat er een visserschip mij tegemoet komt varen. Als hij voorbij is laat ik mij, met de motor in zijn werk, rustig de rivier afdrijven richting zee. De Seine stroomt als een malle, het is eb èn het heeft de laatste weken behoorlijk geregend en daardoor is er enorm veel water wat naar zee spoelt, dat samen geeft met een nauwelijks stationair draaiende motor al een snelheid van 4,5 knoop. Aangekomen bij de monding van de Seine is de nevel intussen veranderd in een dikke mist en ik kies er voor om ruim buiten de geul mijn anker te laten vallen om daar af te wachten tot het zover is opgeklaard dat ik veilig zee in kan steken.

Veilig voor anker op de Seine in de zich langzaam oplossende mist

Op de dieptemeter zie ik dat het waterpeil met 1 centimeter per minuut zakt. Als je bedenkt dat de monding van de Seine hier ongeveer 3 kilometer breed is dan moet er elke minuut een vracht water in zee verdwijnen. Ik zie geen hand voor ogen door de dikke mist, maar te horen aan het geschreeuw van kinderstemmen is het inmiddels speelkwartier in de school die ver achter mij aan de rand van Honfleur vlak bij de Seine staat. Geluid draagt ver over water.

Met de 10 kilo Rocna heb ik een geweldig anker op de boeg liggen maar check altijd vlak na het ankeren of het wel goed houdt. Het kan natuurlijk altijd onklaar raken op iets dat op de bodem ligt zoals een brok ijzer of ander afval of zelfs in een autoband. Ik zie op de plotter dat het hart van de boot exact op de lengtegraad 000008’700 ligt en dat die positie onveranderd blijft. Dat is een lekker idee! Ik pak een boek en ga ontspannen zitten lezen.

Langzaam breekt de zon door en om precies 11:00 uur haal ik het anker op en hijs de zeilen om de tocht van vandaag te hervatten. Bijna een uur later, om 11:51 uur een heugelijk moment, ik heb net lekker de gang er in als ik zie dat ik de Greenwich nulmeridiaan passeer en dus verlaat ik daarmee het oostelijk halfrond waar wij wonen. Vanaf nu vaar ik op het westelijk halfrond en dat voelt toch wel als een mijlpaal. Okay, het is niet dat ik de evenaar passeer, maar toch.

De huidige positie geeft exact 000000’000 Oosterlengte aan, de Greenwich nulmeridiaan

Die optrekkende mist is van korte duur, vanaf een uur of één loopt het zicht weer snel terug en is het een kwestie van muziek uit en goed luisteren naar het geluid van een scheepsmotor. Op de GPS zie her en der, op veilige afstand van alles varen, maar één van die schepen is de Petrotrans-5904, een Russisch vrachtschip van 140 meter lang en 16 meter breed, die volgens de gegevens hier al drie dagen voor anker ligt. Ik zie die stalen kolos pas uit de mist opdoemen als ik er op een paar honderd meter afstand langs zeil. Zonder problemen kom ik steeds dichter bij de kust en om kwart voor drie ben ik afgemeerd aan de wachtponton vlak voor de sluis naar Ouistreham dat aan het eind van het kanaal naar Caen ligt. Het is nog even wachten tot de ferry Mont St.Michel van Brittany Seaways, die net na mij binnenliep, is afgemeerd en dan word ik samen met een stel sportvisbootjes geschut.

De ferry Mont St.Michel van Brittany Seaways moet eerst nog even afmeren

In de haven van Ouistreham word ik aangesproken door een Engelse dame die het een en ander over de ETAP 28i wilt weten, het blijkt dat zij en haar man op zoek zijn naar een 28i en ik nodig hen uit om vanavond na achten maar even langs te komen.

Diezelfde avond wordt mij door hen het hemd van het lijf gevraagd over alle ins en outs van mijn boot. Het ziet er naar uit dat ik met hen een paar potentiele kopers voor mijn boot heb gevonden want zij vragen mij om hen te informeren zodra ik weer terug ben van mijn reis.

Maar tot die tijd….. geniet ik er nog van met volle teugen.

Zaterdag 3 juli

De sluis gaat vanmiddag pas om drie uur weer open dus dat geeft mij mooi de tijd om met de bus naar Caen te gaan en de stad te bekijken. De bus is stampvol dus moet ik ruim een halfuur staan tot wij in het centrum van Caen zullen arriveren. De buschauffeur heeft een onprettige rijstijl, hij rijdt de hele tijd zo snel dat hij telkens heel abrupt moet remmen wat voor de passagiers geen pretje is. Ik sta wat om mij heen te kijken, er is niets mooiers dan mensen kijken, of je nu op een terras zit of in een drukke bus staat er is altijd wel wat te zien. Anders gezegd; “Als je niet kijkt zal je ook niets zien”.

In de bus zit een dame op hoge leeftijd met een uitstraling van een vrouw van de wereld. Ik schat haar ver in de tachtig. Fragiel, haast breekbaar ziet zij er uit. Natuurlijk al wat gerimpeld maar wat opvalt zijn de nagels aan haar handen. Hier is duidelijk heel veel werk aan besteed. Keurig gevijlde en gelakte nagels van het lengteformaat waar een beetje Hollywood-ster jaloers op is. Wat ik mij dan wel meteen afvraag is, hoe kan je daar ooit je werk mee doen? Zij draagt een soepel vallend dunne zomerjurk met een diep uitgesneden decolleté en heeft een stola gedrapeerd over haar schouders. De jurk is zo diep uitgesneden dat haar rode kanten bh volop in het zicht is en het kan niemand ontgaan dat een borst pogingen doet om over het randje te springen. Bijna bij haar halte aangekomen doet de vrouw ruim van te voren verwoede pogingen om op te staan hetgeen nauwelijks wil lukken door de bruuske rijstijl van onze chauffeur. Ik voorzie dat de oude struise het risico loopt om te gaan vallen. Als de bus moet wachten voor een rood verkeerslicht ziet zij haar kans en werkt zich overeind en schuifelt een paar stappen in de richting van de uitgang waar ik vlakbij sta. Als het verkeerslicht op groen springt grijpt de chauffeur zijn kans en laat hij zien hoe snel een stadsbus van zo een 18 ton wel niet kan accelereren. Niemand is daarvan onder de indruk echter de oude dame maakt hierdoor een soort van zweefduik in mijn richting maar ik kan, net voordat zij op de grond van de bus dreigt te smakken, haar nog net opvangen, til haar voorzichtig op en zet haar op beide benen neer. De chauffeur wordt ondertussen door de overige passagiers in rap Frans de huid vol gescholden. De dame in kwestie begint een heel verhaal tegen mij op te hangen waarvan ik mijzelf voorhou dat dit een bedankje zal zijn. Het blijkt dat wij beiden op diezelfde halte in hartje Caen moeten uitstappen en zij blijft, met een mooie gulle glimlach op haar gezicht, maar tegen mij aanpraten. In mijn beste Frans zeg ik haar dat het niets was, groet haar en weet niet hoe snel ik bij haar moet weg komen.

Omdat ik maar tot en met de lunch de tijd heb om Caen te bekijken beperk ik mijn wandeling tot het oude stadshart en een rondje om het Kasteel van Caen. Nou dat kasteel is van het formaat woonwijk, wat een knoert van een gebouwencomplex is dat. Allemaal aanbouwen, wallen, poorten, ophaalbruggen en een enorme deels droogstaande slotgracht rondom het hele complex. Het rondje er omheen kost mij bijna anderhalf uur lopen en ik verzeker je met mijn lange benen en dus grote passen loop ik vrij vlot.

Wat je hier ziet is ongeveer een achtste van het stadskasteel van Caen
Doorkijk vanuit de slotgracht onder een van de bruggen naar een van de zeer vele torens van het kasteel
Hoofdpoort met ophaalbrug en daarbuiten nog een versterking met toegangsbrug over de slotgracht
Een kijkje tussendoor
Kathedraal van Caen met op de achtergrond de ommuring van het kasteel van Caen
Terugweg door de oude stad op zoek naar de bushalte

Ik neem de bus terug naar Ouistreham en moet vanwege tijdgebrek de permanente tentoonstelling van de strijd tijdens de invasie om de Pegasusbrug (eigenlijk de Bénouville-brug) in Caen voor dit keer overslaan. Maar ik kom hier zeker nog een keer terug met Yvonne, er is in deze stad meer dan genoeg te bekijken.

Ook Ouistreham heeft, zoals elk havenplaatsje, aan de haven een overdekte vismarkt, hoeveel verser wil je de vis kunnen kopen

Eenmaal terug aan boord gooi ik om even voor drie uur los om de schutting van 15:05 uur te kunnen halen en net als de sluis in het kanaal open gaat gaan de hemelsluizen ook weer eens open, en niet gering ook. Buiten de sluis gaan de zeilen op en, omdat er vrij weinig wind staat, gaat de motor bij. Twee uur later passeer ik Juno Beach, één van de vijf invasiestranden in Normandië. Even voor zeven uur ’s avonds heb ik zicht op de caissonhaven die de geallieerden hier voor de kust bij Aromanches-les-Bains hebben neergelegd onder het motto; “Als wij geen haven kunnen veroveren nemen wij er zelf wel één mee”. Zij hebben deze Mulberryhaven in vijf dagen operationeel gemaakt zodat ze, bij gebrek aan een zeehaven, hun materieel konden lossen. De caissons zijn bij elkaar maar liefst drie mijl lang en de zeeschepen konden ongeacht het eb of vloed was hier aanmeren en hun oorlogstuig via deze kunstmatige kade aan wal brengen.

Twee van de totaal 26 caissons die nu nog voor het strand van Aromanches-les-Bains liggen

Het meeste van deze tijdelijke haven is in de afgelopen 75 jaar totaal vergaan of deels door de natuur verwoest maar er resteren nu nog steeds 26 betonnen caissons. Ondiepe jachten kunnen er achter zelfs veilig voor anker gaan.

Even later passeer ik de oost kardinaal die het wrak van de Roseberry markeert dat hier op 2,2 meter onder de oppervlakte licht. Het is een luguber idee dat bij elke kardinale boei maar ook in dieper water en dus niet gemarkeerd door een boei een scheepswrak ligt, met de stoffelijke resten van ik weet niet hoeveel jonge jongens er nog in. Er zijn tijdens de aanval diverse marineschepen en gevorderde transportschepen door de Duitsers gekelderd. Schepen die deel uitmaakten van de invasiemacht van 500 marineschepen, 2.500 transportschepen en 3.000 landingsvaartuigen die gezamenlijk op 6 juni 1944 de invasie uitvoerden. Heel kort door de bocht, dankzij de inzet van hen kan ik hier nu vrij rondvaren.

Helaas zakt de wind, nu het avond is, volledig in en moet ik op de motor verder varen. Ik meer om 20:19 uur af voor de sluis van Port-en-Bassin. De laatste sluisschutting van vandaag is net tien minuten daarvoor geweest en de sluis blijft dicht tot vier uur vannacht. In overleg met een paar beroepsvissers meer ik mijn boot af naast een vissersscheepje van een zieke collega van hen. Ik vond het best zo, avondeten maken, daarna de route voor morgen uitzoeken en dan snel de kooi in.

Zondag 4 juli

Ik ben vroeg wakker en gooi na het ontbijt om 07:42 uur los en laat het kleine vissershaventje Port-en-Bassin achter mij. Als ik twintig minuten later de zeilen heb gezet en de boot op koers gelegd is mag Sjaak het weer van mij overnemen, er staat een perfecte bakstagwind en de boot loopt als de bliksem, het is helder weer en van ver over zee komen de vissersboten weer terug naar Port-en-Bassin om de zondag thuis door te brengen. Het is heerlijk zeilen zo en los van het dagelijkse buitje gebeurt er niets bijzonders. Tot het weer even over twaalven volledig omslaat. Vaar ik de hele tijd met een windracht van 13 tot 15 knopen uit het zuiden, nu knalt er opeens 24 knopen over de boot en moet ik als de wiederweerga rif 1 èn rif 2 zetten wil de boot nog hanteerbaar blijven en dat natuurlijk net als ik de kaap Pointe de Barfleur ten oosten van Cherbourg aan het ronden ben.

Vanaf daar wordt het beulen, er loopt rond de kop van Normandië een twee mijl tegenstroom, de wind komt nu snoeihard uit het westen en de golven bouwen in een kwartier op tot een onprettige hoogte. Het zicht loopt terug tot hooguit één- à tweehonderd meter. Het is allemaal niet echt een probleem maar er zit geen voortgang meer in de boot en de laatste mijlen tot de haven van Cherbourg glijden akelig traag onder mij door. Sjaak heeft er al lang de brui aan gegeven waardoor ik zelf stuur en dus beter op de windvlagen en golven kan anticiperen. Ik moet constant opkruisen en ervoor waken dat ik niet op de half onder water liggende rotsen loop. Het duurt al met al nog vijf uur voor ik eindelijk de boot kan vastknopen aan de passantensteiger in de marina van Cherbourg.

6 gedachten over “8 – van een struise dame en zeilen door het oorlogsverleden”

  1. Dag Marcel, leuk om te lezen hoe deze kust vanaf het water er uit ziet. Wij kennen het vanaf de wal (wandelen, auto) goed omdat we er een aantal jaren met vakantie gingen. Zou toch mooi zijn als we dit ook zeilend konden beleven….ooit.
    Richard

    1. Hi Richard,
      Ja de walzijde is mij ook niet onbekend. Wij zijn hier in augustus 1999 wezen kamperen omdat ik persé de totale zonsverduistering wilde zien.
      De redelijk smalle baan van de eclips liep van Plymouth precies over Cherbourg en Le Havre naar Saarbruecken, Muenchen, Graz en verder.
      Wij stonden toen net oost van Cherbourg op de klif en ervoeren dit bijna buitenaardse verschijnsel om nooit te vergeten.
      En aangezien wij hier toch waren hebben wij ook de invasiestranden en -musea bezocht. In België waren wij al bij Dieper geweest om WW I aan onze pubers uit te leggen en hier kwam WW II aan de beurt. Je moet ze dat besef toch meegeven.

      Misschien is met je eigen boot dit niet haalbaar maar je kan altijd ergens een boot huren.
      Wij hebben vier of vijf keer twee weken in Griekenland rondgezworven. Dat is een prijzige vakantie maar wij deden dat met drie stellen en dan valt die boothuur weer heel erg mee.

      Voor nu, ga ik avonturen op mijn eigen drijvende koninkrijkje beleven.
      Groet, Marcel

    1. Hi Bert,
      Jazeker, dat “Niemals wieder” wat ze in 1918 riepen heeft helaas nooit gewerkt.
      Dus dan maar jezelf blijven realiseren en inderdaad nooit vergeten.
      Groet, Marcel

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *