Van Saint-Jean-de-Losne sur Saône naar Niffer aan de Rijn
Vrijdag 29 oktober
Zoals gezegd ben ik na mijn overleg met de sluiswachter in Saint-Jean-de-Losne en aansluitend het bezoek aan Le Musée de Batellerie het bassin uitgevaren op weg naar Saint-Symphorien-sur-Saône waar de sluis is die mij toegang biedt tot het Canal du Rhône au Rhin. Ik kom om 12:28 uur voor de sluis en dat betekent een uurtje wachten vanwege lunchtijd, maar klokslag half twee mag ik al weer invaren. Als de kolk gevuld is en mijn boot op het kadeniveau van de sluis ligt nodigt de sluiswachter mij uit om bij de deur van het sluishuis te komen staan, vanwege Covid-maatregelen is binnentreden geen optie. Daar krijg ik van hem een afstandsbediening met oplader en een Nederlandstalige QuickStartGuide voor de komende honderdzesenzeventig kilometer waarbinnen ik totaal zevenenzestig sluizen zelf moet bedienen. Er hoort ook een instructie bij en na zijn uitgebreide uitleg neemt hij mij het praktijkexamen af. Er zitten tenslotte zes knoppen op dat apparaat waarvan ik er wel drie moet gebruiken, maar blijkbaar is het voor teveel schippers ingewikkeld genoeg om niet serieus aandacht aan te besteden.
Hoewel de dag zonnig is begonnen neemt in de middag de wind toe, het al dagen opbouwende lagedruk gebied boven de Azoren begint zich merkbaar te roeren in de vorm van een straffe zuidenwind die de nodige koude lucht met zich meevoert.
Als ik ’s middags de vijfde sluis van vandaag invaar drijft daar eenzaam een grote bolfender. Toen de sluis helemaal gevuld was kon ik hem vanaf de kade zo uit het water tillen. Tijdens het varen een nieuwe lijn aangesplitst en ook deze vondeling heb ik aan mijn boot geknoopt. Scheelt toch weer een dikke veertig euro als je deze zou moeten aanschaffen. Het is al even na half zes als ik het stadje Dole binnenvaar. Er is daar ruimte aan de steigers van de verhuurboten, heb ik 220 Volt en drinkwater ter beschikking. Op een bord op de sluis die toegang geeft tot Dole staat de welluidende tekst; “Dole, poort naar de Jura”. En inderdaad, de uitstraling van dit stadje is totaal anders dan van de bebouwing rond de Saône.
Zaterdag 30 oktober
Het is beestenweer, gisterenavond begon het al te regenen. Geheel volgens de verwachtingen van de mannen en vrouwen die het weten kunnen, maar vannacht is de herfst met volle energie over het stadje losgebarsten.
Ik heb nog wat knutselmateriaal bij mij en besluit om eerst maar eens een regenafdak boven de kuip te maken zodat ik mij de komende weken niet elke dag kletsnat hoef te laten regenen. Ik klim op mijn troon, (de zitting in de hekstoel van de achterrailing) zodat ik met wat balanceren en mij flink uitrekken een lijn door de zeilogen van het afdakje kan rijgen en die daarna ver naar achteren om de liggende mast kan knopen. Ondertussen gutst de regen op mij neer waarbij ik niet in de gaten heb dat de zitting in de hekstoel spekglad wordt. Ik kom daar pas achter als ik mij nog iets verder, eigenlijk iets té ver, uitrek en mijn voet, waarop ik steun op de houten zitting, wegglij en in vrije val zo een dertig centimeter naar beneden schiet. Ik rasp met mijn ribben langs de houten constructie totdat het horizontale hout tussen één van mijn ribben blijft steken en dan hang ik met mijn negentig kilo aan die ene rib. Een pijnscheut schiet door mijn bovenlichaam heen en ik hap naar adem. Aaargh, dat doet verrekte pijn. Ik heb ooit met skiën door een heel knullig valletje een rib gebroken en dit voelt nu toch wel heel bekend. Maar ja, aan een gebroken of gekneusde rib is toch niets te repareren dus adem-in, adem-uit en gewoon weer doorgaan.Na nog wat prutsen, boren en zagen heb ik een prima baldakijn boven de kuip gecreëerd hoewel, als je snel kijkt lijkt de boot nu wel een sampan maar vooruit, het doel heiligt de middelen. En hier in Frankrijk heb ik wel meer en nog wanstaltiger schepen gezien.
Na het knutseluurtje creatief-met-restmateriaal stap ik de kant op en loop het stadje in. Mijn doel; het geboortehuis van Louis Pasteur. Dit uitstapje is de moeite waard, wat een geniaal mens is dat geweest. Zijn vader was leerlooier, vandaar dat hun huis half in het kanaal stond zodat de bakken in het souterrain eenvoudig en vooral vaak van vers water konden worden voorzien, en in die tijd werd je als jongen veelal dat wat je vader ook als ambacht beoefende. Alleen kleine Louitje had daar geen oren naar. Hij was als kind al een begenadigd tekenaar, had moeite met leren, vooral de exacte vakken waren voor hem een probleem, dus een loopbaan als portretschilder trok hem meer dan het vak van leerlooier. Echter op het voortgezet onderwijs bleek hij wel gevoel voor chemie te hebben, maar ja hij was wel gezakt voor zijn examen. Na een herexamen kon hij aan de opleiding tot chemicus beginnen. De tekenpen en schilderskwast werden naast het leerlooiersschort aan de wilgen gehangen en de rest is geschiedenis.
Tegen drieën gooi ik los en verlaat deze prachtige historische stad. De eerste de beste sluis net buiten Dole weigert Tegen drieën gooi ik los en verlaat deze prachtige historische stad. De eerste de beste sluis net buiten Dole weigert echter alle dienst. Na telefonisch overleg met de verkeerscentrale van de VNF blijkt dat zij het probleem op afstand voor mij kunnen oplossen en al snel ben ik weer onderweg. Nou ja, snel is ietwat overdreven. Het gekanaliseerde traject na deze sluis licht stampvol met afgevallen bladeren en er dwarrelt continue steeds meer blad uit de bomen. Na een half uurtje varen is het dek bezaaid met afstervend groen en ziet mijn boot er uit alsof ik hem een week in de Eeuwige Laan in het Noord-Hollandse Bergen heb geparkeerd. Terwijl gisteren de afstandsbediening een geweldig instrument bleek is het vandaag een beetje behelpen met dat ding. Vandaag hebben sommige sluizen last van koudwatervrees en moet ik ze zo dicht naderen dat de voor mijn boot uitstekende mast de deuren haast lijkt te kussen voordat de remote control contact met het mechaniek kan maken. Dan is het zaak om vlot achteruit te slaan anders vaar ik schade aan de mast.
Rond vijf uur, ik ben net bij de Moulin Rouge (iets deed mij aan het Rembrandtplein denken en ik had hier heel andere gedachten bij), als het weer eens ongenadig begint te plenzen. Dat blijft de rest van vandaag zo doorgaan. Om half zeven meer ik in de schemer af in het gehucht Ranchot. In tegenstelling tot wat de pilot vermeld is er geen walstroom. Okay, er staat een energiepaal, maar er zit een briefje op geplakt dat het seizoen in Ranchot per 1 oktober stopt. Bijzonder, in alle andere dorpen en stadjes loopt datzelfde seizoen door tot en met 31 oktober. Of zouden ze hier vannacht bij het ingaan van de wintertijd niet één uur maar een hele maand verzetten?
Zondag 31 oktober
Die wintertijd doet mij qua slapen nooit zoveel met als gevolg dat ik vandaag al om acht uur het nog slapende Ranchot uitvaar. Het wordt een vlotte tocht. De ene na de andere sluis volgt en het totale proces van aanmelden, invaren, schutten en weer uitvaren, kost meestal niet meer dan een minuut of tien. Om elf uur kom ik bij een ander kunstwerk, een tunnel. En wat voor een tunnel. Deze tunnel van Thoraise heeft slechts een lengte van 185 meter maar een Noorse kunstenaar heeft voor beide openingen een watergordijn als “deur” aangebracht en binnen tegen het plafond lopen led-lichtjes mee met de snelheid van je boot. Bij het aanvaren gebruik je de afstandsbediening die je, als het verkeer het toelaat, groen licht geeft en één waterval stopt maar pas als je er vlak voor ligt. Hetzelfde als je er uitvaart, dan denk je gaat die waterval nog stoppen of ben ik direct kleddernat? Maar als de boeg op een meter of twee voor die watermuur is stopt het water abrupt met vallen.
Ik vaar verder en zie in het heldere water van de rivier de Doubs regelmatig enorme forellen rond de boot zwemmen, passeer nog een stuk of wat sluizen en kom na een uurtje of drie opnieuw bij een tunnel. Dit keer de tunnel van Tarragnoz ofwel het souterrain van Besançon genoemd. Deze 394 meter lange tunnel leidt je dwars door de 118 meter hoge rots waarop de stad Besançon is gebouwd en voorkomt dat je om de stad heen hoeft te varen. Iets wat onmogelijk is voor boten die 130 cm en dieper steken. Ik vaar door de tunnel om meteen daarna bakboord uit te gaan en af te meren aan de pontons van de Port de Plaisance. Ik maak de boot vast, sluit de walstroomkabel aan en ga, omdat het pas twee uur in de middag is, meteen de stad in. Morgen is het 1 november Allerheiligen en dan is heel Frankrijk gesloten, dus wil ik nog iets zien dan moet dat vanmiddag nog gebeuren.
Grappig, Besançon is voor ons jarenlang niet meer geweest dan een naam op de verkeersborden en daarmee een ijkpunt van waar je je bevond was en hoe lang het nog ongeveer rijden was naar waar je op weg was. Nooit hebben wij deze stad bezocht en ik moet zeggen, dat is volkomen onterecht. Het is een prachtstad.
Mijn eerste wandeling leidt naar de citadel boven op de rots. Het is een hele klim (waarom bouwen ze zoiets toch altijd zo hoog) maar zonder meer de moeite waard. Het complex zit strategisch gezien geniaal in elkaar. Het is alleen jammer dat de drie musea die erin gevestigd zijn vandaag gesloten zijn vanwege…. Halloween. Blijkbaar vieren ze dat hier groots, de halve stad is versierd en heel, werkelijk heel veel mensen lopen er verkleed bij.
Als ik in de namiddag weer naar de stad afdaal kom ik een Romeinse ruïne tegen en loop langs het geboortehuis van de schrijver-politicus Victor Hugo. Dat geboortehuis moet maar een andere keer bekeken worden, nu eerst terug naar de boot.
Als ik bij de boot terugkom ligt er pal voor mij een motorjacht uit Ooltgensplaat, de dame op het achterdek groet mij “Bonjour” met een bijzonder zwaar accent, als ik haar goedendag wens kijkt ze mij verbaast aan en zegt dat ze alleen Engels spreekt. Het blijkt dat dit stel deze boot van een Zuidafrikaan heeft gekocht en de bootnaam zo hebben gelaten. Ik kon het niet laten hen te vertellen dat het schip een Nederlands ontwerp is en de thuishaven ooit Ooltgensplaat op Goeree-Overflakkee geweest zal zijn. Enigszins beteuterd staarden beiden mij aan. Zij waren tot nu toe in de stellige overtuiging dat de boot “Ooltgensplaat” heette. Ze twijfelen nog of ze een nieuwe naam gaan bedenken of het zo laten. Ik verdenk ze er van dat het de laatste optie wordt. Als ik de kajuit binnen ga merk ik dat de wind, in vergelijk met vanmiddag, behoorlijk is aangetrokken. De wind giert als een razende in de lengterichting van het dal vlak boven het wateroppervlak van de rivier. Dit wordt een test-case voor mijn regendakje boven de kuip. De boot ligt in de harde wind te rukken aan zijn landvasten maar het bisonyl dakje weerstaat alles en ik kan met een gerust hart mijn kooi opzoeken.
Maandag 1 november
Vanochtend eerst maar eens de energiezuil op de ponton doorgemeten want gisterenavond floepte opeens de spanning er af. Na wat meten blijkt dat er op de hele ponton geen spanning meer is, ook geen drinkwater trouwens. Maar ja, vandaag is het Allerheiligen en dan kan je hier gerust dood neervallen, er is op een feestdag in Frankrijk niets of niemand te bereiken. Het is dan wel een feestdag maar het weer is er niet naar, de regen gutst uit de lucht dus dat wordt een binnen-dagje.
Dinsdag 2 november
Mijn oorspronkelijke plan was om vandaag, nu de sluizen weer draaien na de feestdag van gisteren, weer verder te varen. Maar die gekneusde rib speelt zo vervelend op dat ik niet in staat ben om een landvast te hanteren of zelfs maar met mijn rechterhand te sturen. Ik besluit er nog een dag Besançon aan vast te knopen en vul de dag met wat lezen en bankhangen. Overigens weet een Franse schipper te vertellen dat de havenmeester zondagavond heeft besloten om vast de stroom op de steiger af te schakelen omdat het seizoen met ingang van november is afgelopen. Het interesseerde hem blijkbaar niet dat er nog drie schepen in zijn haven lagen.
Woensdag 3 november
Luie dagen maken luie mensen. Ik ben laat op, kom langzaam op gang maar tegen twaalven heb ik mijzelf dan eindelijk zo ver om weer verder te varen. Ik verlaat de stad en na de eerste sluis van vandaag beland ik op de rivier de Doubs zelf. Niets gekanaliseerd, gewoon een rivier. Het is wel opletten geblazen want de geul slingert als een regenworm door het landschap en de bodem bestaat uit rotsen. Dus vandaag maar even niet aan de grond lopen.
Het valt wel op dat, aangezien het nu al een paar dagen flink heeft geregend, de stroom van de rivier al wat sneller loopt en het water ook meteen iets hoger staat. Zelfs een van de keersluizen die normaal gesproken altijd open staan is nu automatisch gesloten, dat belooft niet veel goeds. Gelukkig kan ik de keersluis nog wel gebruiken om te schutten. Dit is nu precies de reden dat ik voor de echte herfstregens van de Rhône en Saône af wilde zijn want die twee rivieren kunnen het een stroomopwaarts varend schip na regen nog behoorlijk lastig maken.
Als ik aan het schutten ben in een van de sluizen rijdt er net een busje van de VNF langs, het houdt halt en beide inzittenden komen naar mij toe om mij te waarschuwen dat een eindje stroomopwaarts een rood baken, dat een ondiepte markeert, door een op drift geraakte boom onder water is getrokken. Extra opletten en voorzichtigheid is dus geboden.
Aan het eind van de middag vaar ik sluis Baumerousse binnen, leg aan en activeer het schutten. Dit activeren doe je door in de sluis een verticale blauwe stang omhoog te tillen. Is er een of ander acuut probleem dan kan je nog aan een verticale rode stang trekken dan stopt direct alles waarna je de VNF kan bellen die dan een techneut sturen om het probleem te verhelpen. Alle blauwe bedienings-stangen zitten links, vlak naast een zware rvs buis waaraan je de boot afmeert, rechts van die buis zit de rode alarm-stang. Alleen…. in deze sluis blijken achteraf bezien beide stangen precies omgedraaid gemonteerd. Aangezien ik de linker stang niet omhoog kon bewegen vermoedde ik dat hij misschien klem zat, tenslotte waren beide stangen enorm met alg en waterplantjes aangegroeid. Ik probeer of hij boven klem zit en misschien wel naar beneden is te bewegen, dat lukt en gelijk gaat er een alarmbel af van het type dat je vroeger vaak als telefoonschel op werven en open bedrijfsterreinen tegenkwam. Wat een takke-herrie gaf dit ding. Er zat niets anders op dan de VNF te bellen, ik kreeg prompt de toezegging dat er direct een medewerker zou langskomen. Hun direct is ook altijd direct als in een minuut of tien maar vandaag duurde dat maar liefst bijna een uur. Als de man eindelijk komt aanrijden, het is inmiddels aardedonker, verontschuldigt hij zich meteen, hij was ver op de rivier aan het vissen en moest eerst naar de kant komen, zijn visuitrusting in zijn auto leggen, naar huis rijden, de VNF-bus ophalen en zich naar mij spoeden. Hij had zijn waadpak zelfs nog aan. In het licht van zijn zaklamp bleek nu dat in deze sluis blauw en rood omgedraaid waren gemonteerd dus een begrijpelijke vergissing mijnerzijds.
Het schutten werd door hem snel weer op gang gebracht maar doorvaren naar mijn geplande bestemming voor vandaag zat er niet meer in. Je kon in het donker geen hand voor ogen zien. Ik besloot om buiten de kolk vast te maken aan een wachtponton. De VNF-man manoeuvreerde zijn auto zodanig dat zijn autolichten nog net de ponton beschenen en ik veilig kon afmeren. Hij wenste mij welterusten en verdween in de nacht.
Donderdag 4 november
Het is vanochtend weer eens mistig dus nog maar even afwachten met gaan varen. Vlak voor elven is het zoveel opgetrokken dat ik voldoende zicht heb op het vaarwater en kan ik vertrekken. Tien minuten later ben ik op mijn oorspronkelijke bestemming van de vorige dag, het stadje Baume-les-Dames. Het is in dit stadje dat de Markies de Jouffroy d`Abbans is geboren, beter bekend als de uitvinder van de Pyroscaphe. De Pyro-watte? In gewoon Nederlands een stoommachine gemonteerd in een boot met links en rechts van de romp een schoepenrad. ’s Werelds eerste functionerende stoomboot, feitelijk de verre voorloper van de boot van Sinterklaas.
Ik leg hier toch even aan want dit is een van de weinige plekken waar ik drinkwater kan innemen en dat is ook hoognodig want de tank is zo goed als leeg.
Als de tank nokkievol is kan ik weer verder. Het is opvallend zoveel bomen en takken er vanaf de wal in het water liggen, het is af en toe gewoon slalom varen om die zooi te ontwijken. In de namiddag kom ik langs een boomgroep waarvan alle stammen en takken in het water zijn gevallen. Dat is wel heel vreemd. Als ik gas terug neem en eens goed kijk zie ik de oorzaak, de onmiskenbare knaagsporen van bevers. Dat verklaart, die beesten beschikken niet over een Hubo of Hornbach dus halen zij hun favoriete houtsoort (wilg, els of populier) uit de omgeving van hun burcht of de beverdam in de rivier.
Mede door de bewolking en regen zet de schemering heel snel in en wordt het rap donkerder. Ik besluit benedenstrooms van sluis 29 (la Goulisse) aan te leggen. Daar is tenminste een knappe ponton en omdat die hier langs de rivier nogal schaars zijn weet je totaal niet of je na deze sluis snel weer de gelegenheid krijgt om af te meren. Al met al valt het gezien de vrij late vertrektijd, de hoeveelheid sluizen en het snertweer nog helemaal niet tegen dat ik vandaag 29 kilometer heb kunnen afleggen.
Vrijdag 5 november
Ik activeer om half tien sluis la Goulisse, de deuren zwaaien open maar de rechter deur stokt en opent niet volledig, het licht gaat op dubbel rood en er klinkt een alarmbel. Storing! Ik telefoneer met de VNF die toezeggen een techneut langs te sturen. En inderdaad na een minuut of tien komt een busje voorrijden met twee mannen er in. Eén van hen begint verwoed met een haak en een soort overmaatse hark achter de weigerende deur te grutten en er komt een joekel van een boomstam tussen de deur en de muur vandaan. Even testen en dan mag ik alsnog de sluiskamer binnenvaren.
Als ik na het schutten de sluis uitvaar zit ik nog een paar kilometer op de rivier maar kom na de volgende sluis op een gekanaliseerd pand. Op zich is dat geen enkel probleem ware het niet dat dit pand vergeven is van de waterplanten. De motor loopt 2200 toeren en de voortgang is slechts 0,9 knoop oftewel, hou je vast, wel 1,6 kilometer per uur. De waterplanten zien er uit als kattenstaarten, je weet wel van die dikke slierten die je vaak als vliegengordijn bij mensen in de achterdeur of in hun caravan ziet hangen. Die lange slierten worden door de boot ontworteld maar blijven dan dwars voor de kiel hangen en op de bodem van het kanaalpand groeit zoveel dat het roer af en toe wilde uitslagen naar links of rechts maakt en de helmstok trilt voortdurend in je hand. Op een afstand van amper drie kilometer ben ik drie keer totaal stil komen te liggen en kan ik die slierten alleen kwijt raken door de scheepsschroef grof achteruit te slaan. Het voelt meer alsof ik een grote maaimachine aan het besturen ben in plaats van een zeilboot. Gelukkig staat er na de volgende sluis weer meer water in het kanaal en worden de planten qua aantal en lengte al snel minder. Door het heldere water, wat in feite de oorzaak is van de overdadige plantengroei, heb ik wel heel goed zicht op wat er onder de boot rondzwemt. Naast allerlei mij onbekende vissoorten zie ik enorme forellen langs komen.
Het valt mij eigenlijk al heel lang steeds weer op dat iedereen je hier gedag zegt. Alles wat langs loopt of fiets bonjourt wat af, maar ook passerende auto’s geven vaak een lel op hun claxon en verschijnt er een zwaaiende arm door het openstaande raam. Eén keer zelfs blies de machinist van een naderende vrachttrein op zijn hoorn en zwaaide mij vanuit zijn cabine vrolijk toe. Kleine kinderen spannen de kroon, die blijven enthousiast zwaaien en roepen bonjour of au revoir naar mij. Uiteraard zwaai ik hen altijd terug waardoor zij nog meer gaan zwaaien, leuk om te zien.
Om half drie nader ik een van de laatste sluizen voor vandaag. Vlak voor de sluis zwemmen een paar zwanen. Mijn boot is groot en wit en ziet er voor hen blijkbaar erg bedreigend uit. Eén zwaan besluit naar de oever te zwemmen en kan zo langs de boot wegkomen. Zijn collega pakt het anders aan, meer rigoureus, hij schat de afstand in, neemt een aanloop en probeert op snelheid te komen. Maar een klein inschattingsfoutje wordt hem bijna fataal, de vaart maakt hier een bocht dus terwijl hij nog bijna geen lift noch hoogte heeft moet hij ook nog eens een bocht inzetten om niet in de bomen en struiken op de oever te verdwijnen. Met ware doodsverachting komt hij schommelend maar vooral heel snel recht op de boot afgevlogen, hij trekt aan zijn stuurknuppel of wat hij daar ook voor gebruikt, en scheert half op zijn rechterzij vliegend rakelings langs de boeg van de boot en het houten A-frame waarop de mast rust. Maar de dunne gele lijnen waarmee het afdakje tegen de regen naar beneden op spanning wordt gehouden ziet hij niet en ik hoor vlak naast mij de tip van zijn linker vleugel flats-flats-flats tegen de drie lijntjes aantikken en dan volgt nog een harde klets want hij raakt ook nog eens de houten staander die achterop de boot staat om de mast te ondersteunen. Na deze aanvaring (of is het aanvlieging?) vliegt hij nog een kleine zestig meter door en landt dan op het water. Zo te zien heeft hij zich niet bezeerd of iets gebroken. Gelukkig maar.
Na de volgende sluis moet ik een kruising oversteken. Ik vaar al een paar kilometer in een kanaal omdat de rivier de Doubs hier te ondiep is om te bevaren. En die slingerende rivier kruist hier bijna haaks het kanaal. Er staat al een waarschuwing in de kaart om rekening te houden met de zijstroom. Nu is het geen voorjaar met een enorme aanvoer van smeltwater en dat is maar goed ook want nu al ga ik als een hondje enigszins diagonaal dit kruispunt over. Moet je voorstellen hoe dat gaat als er een echt sterke stroming staat.
Na dit kruispunt volgen nog twee sluizen en is het plan om in de haven van Montbéliard af te meren.
Helaas eenmaal in dat stadje aangekomen blijk je wel in de haven te kunnen afmeren maar alle faciliteiten zijn vanwege het winterseizoen afgekoppeld en het hek zit op slot zodat je ook de kade niet op kan. Ik besluit aan de overzijde van deze haven aan de andere kanaaloever aan te leggen, dat blijkt nog prima uit te pakken want ik lig nu op honderd meter lopen van de Intermarché. Kijk dat scheelt weer een hoop sjouwen.
Zaterdag 6 november
Vanochtend is het zaak eerst even de motor na te lopen, die heeft gisteren zo hard moeten werken tijdens die maaiwerkzaamheden dat een extra controleronde geen kwaad kan. Het oliepeil is prima in orde maar het wierfilter ziet er uit alsof ik een graskwekerij ben begonnen. Dus dat maar even gereinigd dan blijven we verschoond van een slecht gekoelde motor.
Als ik Montbéliard verlaat gaat de bebouwde kom naadloos over in die van het provinciestadje Sochaux. Dat zegt jou waarschijnlijk net zo weinig als mij maar driekwart van de oppervlakte van deze gemeente bestaat uit fabrieken van Peugeot. Ze hebben er zelfs een museum op hun terrein waarin alle producten die Peugeot ooit heeft vervaardigd zijn tentoongesteld. Dus wil je een Peugeot koffiemolen uit 1810 of de eerste Peugeot-fiets uit 1881 zien? Dat kan. De eerste vis-à-vis auto van 1891 staat er ook, tevens alle ruim 600 automodellen die ze daarna gebouwd hebben.
Het schiet lekker op en de ene sluis na de andere laat ik achter mij. Totdat ik rond tien uur in een sluis door een medewerkster van de VNF wordt aangesproken. Ik mag doorvaren tot in de sluis van Fontenelles die zij voor mij al heeft opengezet. Daar moet ik dan een minuut of veertig wachten op een tweede boot die vanaf die sluis met mij in konvooi verder moet varen. In die sluis moet je namelijk de afstandsbediening weer inleveren en vanaf daar rijdt er een sluiswachter met je mee langs de route om de volgende eenenveertig sluizen voor je te bedienen. Ik vind het prima en gebruik de wachttijd om een lunch in elkaar te flansen. Maar veertig minuten worden er zestig, dan twee uur en tenslotte komt na bijna drie uur wachten die boot eindelijk de sluis binnen varen. Het blijkt dat zij motorstoring hebben gehad die eerst opgelost moest worden. Ach, het is gewoon even niet anders en pech kan iedereen overkomen.
Het is een Duits gezin die hun motorboot in Zuid-Frankrijk hebben opgehaald en nu op de terugweg zijn naar hun thuishaven in Noord-Frankrijk vandaar dat wij een paar dagen dezelfde route zullen volgen.
Onder de bezielende leiding van een VNF-medewerkster passeren wij sluis, na sluis, na sluis. Ik kruip steeds noordelijker Frankrijk in en de Vogezen glijden langzaam aan mijn linkerzijde voorbij.
Het is vandaag weer een prachtige tocht geweest door een afwisselend landschap. In de namiddag meren zowel de Duitse boot als ik af in het dorpje Montreux-Château. We liggen nu 336,5 meter boven zeeniveau en morgen is het vanaf hier tot aan de Rijn alleen maar afdalen. Ter vergelijk, dat is drie keer zo hoog als de domtoren in Utrecht. Moet je even voorstellen drie van die torens op elkaar en daarbovenop mijn boot, dan heb ik toch een best hoogteverschil overbrugd.
Zondag 7 november
Vandaag begint de dalvaart. Dat is een makkie, simpelweg de sluis invaren, een lang lijn om een bolder mikken, vastknopen en de motor in zijn werk zetten en wachten tot eenmaal beneden de deuren weer opengaan. Wel de lijn zo lang nemen dat hij ruim de boot volgt tot op het laagste niveau en niet halverwege de boot blijft hangen.
We beginnen met een sluistrap van tien dicht op elkaar gebouwde sluizen. De meeste liggen op een paar honderd meter van elkaar. Na twee uur varen heb ik net geen zeven kilometer afgelegd maar ben ik al wel tien sluizen gepasseerd.
Het is jammer dat het vandaag door de hoge luchtvochtigheid zo heiig is anders zou ik een prima uitzicht hebben op de links van mij gelegen Vogezen en rechtsvoor had ik dan scherp zicht op het Zwarte Woud, nu zijn het slechts vage contouren.
Gedurende deze dag worden wij begeleid door drie sluiswachters die elkaar afwisselen. Ik vermoed dat zij elk hun eigen wijk hebben waarover zij de scepter zwaaien. Ze zijn in ieder geval heel behulpvaardig en de voertaal is vandaag Duits vanwege de Duitse opvarenden van de motorboot. Tja, in deze streek is het al eeuwenlang een komen en gaan van Franse en Duitse heersers met als gevolg dat vrijwel iedereen hier tweetalig is opgegroeid.
Bij sluis 18 wordt ons gevraagd om deze nog niet uit te varen maar een minuut of twintig willen wachten omdat er een tegenligger aankomt die de sluiswachter eerst de gelegenheid wil geven om in de volgende haven te kunnen afmeren. Pas daarna mogen wij doorvaren naar sluis19 waar wij dan meteen de volgende sluiswachter zullen krijgen. Zo gezegd zo gedaan, maar we liggen nog niet in sluis 19 of de nieuwe VNF-mevrouw vraagt of wij daar een uur willen blijven liggen omdat zij eerst nog even wil gaan lunchen. Ik zou zeggen had dat thuis gedaan voordat je aan de middagshift begon. Het positieve is dat ik nu achter de sluisdeur weer een fender zag drijven. Kwestie van opvissen en aan boord nemen. Ka-ching, kassa! Daar moet ik morgen ook maar weer even een nieuw lijntje aan splitsen want met de nu resterende vijftien centimeter schoenveter ga je niet kunnen werken.
Net voor sluis 23 is een privéhaventje, nou ja een graswal van tweehonderd meter, waar een aantal bootjes ligt afgemeerd. Het Duitse gezin wendt hier de steven en meert af voor het komende winterseizoen. Mijn tocht voert vandaag, in overleg met de VNF, nog verder tot en met sluis 28. Pal daarachter zal een kade zijn waar ik straks voor de nacht kan afmeren. Die kade ligt er, maar het blijkt nog een hele toer om aan die lange lege kade een plekje te vinden dat net diep genoeg is om met mijn boot voor de wal te kunnen komen.
Maandag 8 november
Ik ben al weer vroeg wakker vandaag, geen punt ik heb met de sluiswachter afgesproken dat ik om half negen voor de volgende sluis zou liggen. Het is nog wel erg nevelig maar dat kan ook niet anders, de lucht heeft een enorm hoog vochtigheidsgehalte, de boot ligt in een dal en er ligt een kanaal vol water. Alle voorwaarden zijn aanwezig voor een ochtendnevel. Maar als ik om kwart over acht losgooi is er net voldoende zicht om te navigeren.
Twintig minuten later vaar ik de al openstaande sluis 29 binnen en maak kennis met een nieuwe sluiswachter. Hij blijkt door zijn collega’s goed te zijn geïnformeerd, hij weet precies van mijn route en zelfs dat ik in Brunstatt, een voorstadje van Mulhouse, bij sluis 38 even wil aanleggen om boodschappen te doen. Dat klinkt veelbelovend.
Als ik na het schutten de sluis uit tuf komt er dwars voor de boot een houtduif klapwiekend voorbij vrijwel meteen gevolgd door een razendsnel vliegende roofvogel die met een prachtige duikvlucht de duif uit de lucht pikt, landt en vervolgens begint te plukken. De veren vliegen in het rond en hij begint aan zijn nog warme ontbijt.
We hebben het tempo er flink inzitten. De sluiswachters op deze route zijn van het relaxte soort. De sluizen hebben geen lichten en je mag binnenvaren zodra de deuropening breed genoeg is. Deze sluiswachter klapt, zodra mijn spiegel tussen de deuren door is meteen de deuren achter mij dicht, ik slinger de achterlandvast om een bolder beleg hem aan boord en laat de motor in zijn werk staan zodat de boot op één landvast zichzelf tegen de kolkmuur aan werkt. De sluiswachter begint terwijl ik nog vastknoop al met het schutten. Zodra er een kier licht tussen de deuren voor mij zichtbaar wordt maak ik los en dobber naar de deuren toe die dan net wijd genoeg open zijn om tussendoor te varen. Op naar de volgende sluis. De sluiswachter zet het sluiten van de deuren in werking en stapt meteen in zijn auto om mij weer in te halen en de volgende sluis alvast te openen. Na de derde sluis vormen wij een team alsof we al jaren samenwerken.
Er volgen nog een aantal sluizen en als ik de boot in sluis 38 stevig vastmaak om even snel naar de supermarkt te gaan krijg ik een uitleg over de route. Tevens biedt hij mij aan om zijn dienstauto even te gebruiken. Ik sla dat aanbod af met de mededeling dat ik met mijn lange benen die korte afstand zeker zo snel kan afleggen. Zowel hij als een intussen gearriveerde collega beamen dat ik wel heel erg lang ben vergeleken met henzelf. Ik hoef mij niet te haasten, al duurt het twee uur hij blijft hier op mij wachten. Wat een service. Drie kwartier later zijn de boodschappen gestouwd, de rest in de koelkast opgeruimd en kunnen wij weer verder. Nog drie sluizen in de stad Mulhouse en dan zit het schutten voor vandaag er al weer op. Na sluis 41 is het tot aan de Rijn nog maar zestien kilometer varen.
Ik ga echter niet vandaag de Rijn op maar zal vanmiddag aanleggen in de jachthaven van het dorpje Kembs. Het plan is om de motor uitgebreid na te lopen en beide brandstoffilters te vervangen omdat die nu al vijf maanden in het systeem zitten. Ik moet vanaf Kembs tot de Nederlandse grens 673 kilometer op de Rijn varen en dan zit ik niet te wachten op een haperend of verstopt brandstoffilter.
Om het haventje van Kembs te kunnen bereiken word je eerst even getest op je stressbestendigheid. De boot moet door een vijf meter smalle opening in een kademuur geloodst worden met als bijkomende moeilijkheid een twee knopen tegenlopende stroom plus een drie knopen dwarsstroom die nog eens geholpen wordt door een fijn windje. Ik heb dat opgelost door eerst de golfjes tussen en buiten de kademuur “te lezen” en koos toen er voor, onder het mom van “gang is alles”, om met een zo groot mogelijke snelheid op die opening af te stuiven zodat ik zoveel mogelijk druk op het roer zou houden en de stroom de minste vat op de romp zou kunnen krijgen. De theorie klonk goed en het pakte in de praktijk gelukkig ook goed uit.
In het haventje ben ik bij gebrek aan een havenmeester zo maar ergens gaan liggen. Een man uit Basel, één van de vaste gasten, wist mij te vertellen dat de havenmeester meestal ’s avonds wel even langskwam. En inderdaad, ik had net de brandstoffilters gedemonteerd toen er op de kajuit werd geklopt. Ik werd door de havenmeester welkom geheten en hij vroeg mij meteen of ik de boot wilde verhalen omdat hij mijn ligplaats plus nog een lege ligplaats direct naast mijn boot al had toegezegd aan een catamaran die in de vroege avond zou arriveren. Nadat ik hem uitleg dat ik de motor nu niet kan starten vanwege de openliggende brandstofleiding stelt hij voor om dat met de hand te doen. Aangezien mij dat met mijn gekneusde rib niks lijkt wijs ik dat plan subiet af. Hij blijft volhouden en zegt dat hij dat wel even alleen doet met behulp van een lijntje en de stromende rivier. Vooruit dan maar, ik breng een veertig meter lange lijn vanaf het voordek uit naar de steiger waar ik nu nog lig, maak dan alle landvasten los en de havenmeester laat die lange lijn langzaam vieren waardoor ik even verderop keurig langs een andere ligplaats drijf en daar kan vastmaken. Hij vraagt mij daarna even mee te lopen naar de sanitair groep, krijg uitleg van de code en kan dan bij hem afrekenen. Het kost vandaag een schijntje. Ik krijg zijn 06-nummer voor het geval ik ergens op de rivier in de problemen zou komen. Hij belt de twee volgende havens die in één dagtocht te bereiken zijn en reserveert bij zijn collega’s een ligplaats voor mijn boot. En-passent wordt er nog een Rijn-waterkaart geregeld vanaf de Rheinfall bij Schaffhausen tot en met Rotterdam. Ik voel mij in de watten gelegd.
Er is helaas één minpuntje, er staat momenteel te weinig water in de Rijn en het water dat er staat perst zich als een malle door de resterende geul. Ik had het plan opgevat om morgen eerst zuidwaarts te varen naar Basel en Rheinfelden. Basel an sich is een prachtige stad, zeker de oude binnenstad is vanaf het water de moeite waard. Rheinfelden omdat daar de bevaarbare Rijn begint. De afgelopen drieëntwintig jaar hebben Yvonne en ik op weg naar onze vakanties in Zwitserland beide steden tientallen keren doorkruist en telkens als wij over die Rijnbruggen reden vroeg ik mijzelf af hoe het zou zijn om daar met je boot te varen. Nu ik toch maar 20 en 35 kilometer van die twee steden verwijderd ben leek dit de ultieme kans om die gedachte uit te proberen. Ik heb mijn plan met deze havenmeester besproken, hij vond het twijfelachtig waarop hij de sluismeester van Niffer heeft gebeld om zijn advies te vragen. En daarna heeft hij nog een sluiswachter van de sluis in Basel gebeld. Ik kan zeggen, we zijn niet over één nacht ijs gegaan maar helaas de te sterke stroom in combinatie met het beperkte motorvermogen van 18 pk in mijn boot en de ondieptes maken het een onverantwoord uitstapje. Jammer, het is niet anders. Dus vanaf morgen ga ik mij gedragen als een Batavier, net zolang de Rijn afzakken totdat ik bij Lobith Nederland binnendrijf. Helaas zoals zoveel in de geschiedenisboekjes niet helemaal klopt, klopt ook Lobith niet, het is Spijk waar de Rijn ons land binnenkomt. Maar toegegeven, de Rijn lag tot 1600 een heel stuk noordelijker en stroomde toen inderdaad langs Lobith maar of daar toen al onze landsgrens lag of dat Lobith überhaupt al een nederzetting was valt te betwijfelen.
Ꮋi, I desire to subscribe for this ᴡebloɡ
to take hottest updates, therеfore where can i do it
please assist.
You can subsribe at the homepage in the right hand top corner.
Best regards, Marcel