Over de Rhône vanaf Port St. Louis du Rhône naar Lyon
Voorwoord
Ik schreef het al, twee dagen geleden heb ik bij de havenmeester geïnformeerd naar de mogelijkheden en te verwachten moeilijkheden in deze tijd van het jaar. Zowel de Golf van Lyon als de Golf van Genua staan niet bepaald bekend als vriendelijk vaarwater. Onlangs las ik een artikel waarin beschreven werd dat in de Golf van Lyon jaarlijks vaker een zware storm opsteekt in vergelijk met de Golf van Biskaje. Natuurlijk moet je zelf je beslissingen nemen maar je kunt wel lokale informatie inwinnen, dat is vele malen meer waard dan de standaard boekwerken. Dat is dan ook de reden dat ik tevens naar de visserijhaven ben gelopen. Die beroepsvissers zitten hun hele leven hier op het water en kennen de zee als hun broekzak.
Eigenlijk bevestigden deze vissers wat ik diep in mij al wist. Na oktober is dit geen goed plan om door te zetten.
De komende week wordt er vrijwel geen wind verwacht. Dat komt dan eigenlijk wel weer goed uit want de mast moet toch nog weer op de boot gehesen worden maar….. beide havens die over een kraan beschikken zijn druk doende met boten te hellingen voor de winterstalling. Daarom ben ik pas over acht à tien dagen aan de beurt. Laat er dan net een stevige zuidoost tot oostenwind verwacht worden, en die waait dan precies uit de richting waar ik heen wil. Dat wordt dus of hakken tegen de wind in of motorzeilen. Daarna draait de wind en komt dan naar verwachting met heel veel geweld vanuit het zuiden. Dit betekent dat ik of volle bak tegen heb of aan de lager wal moet ankeren voor de Italiaanse kust. Geen aanlokkelijk idee. De boot achterlaten in Italië lokt mij ook niet, die havens staan bekend als de duurste in de hele Middellandse Zee. Bovendien ben ik dan in het komende voorjaar weer een aantal maanden van huis en dat vind ik niet fair tegenover Yvonne. Hoewel ik nog steeds enorm van mijn reis geniet, elke dag is een feestje, begint het zonder haar toch wel stil te worden. Ik vrees dat dit gevoel wel tot uitdrukking zal komen in mijn telefoonrekening.
Na alle voors en tegens afgewogen te hebben neem ik een kloek besluit, ik maak voor mijzelf nog wel een ererondje op zee (dan heb ik toch nog ècht op de Middellandse Zee gevaren al is het maar héél even) en keer dan terug op mijn schreden, ofwel ik ga noordwaarts over de Rhône. Tenslotte was het oorspronkelijke plan zo dat ik ergens in de eerste helft van oktober in Port Saint Louis du Rhône zou aankomen om dan de boot klaar te maken voor de tocht over Rhône en verder naar het noorden.
Hier had dan een foto van mijn boot op de Middellandse Zee moeten staan. Helaas was ik zo druk bezig met varen, rondkijken over de eindeloze watervlakte en vooral genieten dat ik glad vergeten ben een foto te nemen.
Vrijdag 15 oktober
Vanochtend lig ik om 08:45 uur al voor de sluis in Port Saint Louis du Rhône en na een enorm verval van wel acht centimeter overbrugd te hebben draai ik om tien over negen de Rhône op. Er loopt nog geen anderhalve knoop stroom tegen, de Mistral is klaar met blazen en er staat nu geheel volgens verwachting geen enkele wind. Een uurtje later, net bovenstrooms van het zoutwinningsgebied stop ik af om een duwcombinatie met vier bakken ruimte te geven om het Canal du Barcarin in te kunnen draaien. De Rhône toont zich van haar vriendelijke kant getuige het aantal sportvisbootjes dat zich stroomafwaarts laat meedrijven terwijl de opvarenden fanatiek met hun hengels in de weer zijn. Na vier uur varen heb ik exact dertig kilometer afgelegd, dat betekent dat de boot na aftrek van stroom tegen een constante snelheid van vier knopen haalt, dat valt mij niet eens tegen als je bedenkt dat ik de motor op slechts achttienhonderd toeren heb laten draaien.
Om half drie vaar ik in Arles onder de Pont de Trinquetaille door. Deze brug heeft, net als alle andere bruggen over de Rhône, ongeveer zes-en-een-halvemeter vrije doorvaarthoogte. Onder het brugdek hokken hele kolonies duiven dicht op elkaar. Om de een of andere reden vinden zij het nodig om van mijn boot te schrikken en vliegen massaal weg. Maar ja wat doet een vogel als hij wil opvliegen? Juist, zijn startgewicht verlagen in de vorm van een dunne sliert poep. Voor ik het weet wordt de Karavanserai gebombardeerd met poep en de hele boot ziet er uit alsof hij een jaar onder een boom in het Vondelpark heeft gelegen. Dit zijn geen duiven, het zijn ordinaire schijtlijsters. Mopperend koppel ik de tuinslang aan de dekwaspomp en spuit de boot schoon, ondertussen rustig doorvarend omdat Sjaak Stuurman, betrouwbaar als hij is, zich serieus van zijn taak kwijt.
Bij het nemen van deze foto van het kasteel realiseer ik mij dat ik, ondanks de hoogstaande zon aan een strakblauwe hemel, voorlopig de eerste weken geen last van tegenlicht zal hebben aangezien ik min of meer pal noord vaar.
Vlak voor vijven kom ik bij sluis Beaucaire waar ik vrijwel meteen kan invaren. Het hoogteverschil van vijftien-en-een-halvemeter wordt in slechts dertien minuten overbrugd en voor ik het weet vaar ik aan de andere zijde de sluis al weer uit.
Het is voor mijn gevoel erg rustig op het water. Ik kom de hele dag slechts zes vrachtschepen en een cruiseschip tegen. Dat is in vergelijk met het stukje Noordzeekanaal tussen Zaandam en Amsterdam wel wat anders, daar kom je in anderhalf uur vaak al een stuk of tien à vijftien vracht- en/of zeeschepen tegen.
Rond zessen besluit ik dat het voor vandaag genoeg is geweest en na 66 kilometer gevaren te hebben meer ik af in Port de Plaisance de Vallabrègues.
De naam is groter dan het hele haventje en het havenkantoor is gevestigd in…. een oude motorkruiser.
Zaterdag 16 oktober
Vanochtend heb ik een prettig gesprek met de havenmeester van Port de Plaisance de Vallabrègues (die alleen maar Frans spreekt) en zijn heel goed Engels sprekende vrouw die prompt alles voor haar ega vertaalt. Wij hebben het over mijn tocht, over president Macron (niet hun favoriet) en hoe Frankrijk volgens hen naar de verdoemenis wordt geholpen. Ik vertel hen dat wij een uitdrukking “leven als God in Frankrijk” hebben maar die lachen zij weg en zou volgens hen alleen maar kunnen gelden tijdens de vakantieperiode.
Dan rond half negen vaar ik af, het is slechts dertien graden maar voelt nog frisser en voor het eerst heb ik handschoenen aan. Een uur later steekt er een lichte wind op en daar waar de rivier smaller wordt loopt de tegenstroom ook wat op. Het is duidelijk zaterdag, hobbydag. Op de rivier wemelt het van de hele kleine rubberbootjes met aan boord geconcentreerde mannetjes waarvan je af en toe er een ziet gaan staan en dan een gevecht voert met iets dat aan de andere kant van zijn vislijn zwemt. De hengel buigt vervaarlijk krom onder de krachtinspanning van zowel de jager als zijn prooi. Eigenlijk is het wachten tot de lijn breekt en de man dan sierlijk achterover de boot uit zal vallen. Helaas zo een actiefoto wordt mij niet gegund.
Tegen elf uur vaar ik een zijtak van de rivier op en loop Avignon binnen, ik ben hier voor DE brug van Avignon, je weet wel die van dat vijftiende-eeuwse liedje;
Sur le pont d’Avignon,
L’on y danse, l’on y danse,
Sur le pont d’Avignon
L’on y danse tout en rond.
Etc. etc.
De brug van Avignon werd gebouwd in de twaalfde eeuw en had de voor die tijd ongekende lengte van 970 meter opgedeeld over 23 bogen en was daarmee ook nog eens de eerste stenen brug die over een snelstromende rivier werd gerealiseerd. De architect, broeder Bénézet, heeft de opening niet meegemaakt omdat hij voor die tijd al overleed. Maar hij heeft wel zijn eigen kapelletje op de brug gebouwd en bedongen dat hij daarin zou worden bijgezet. Uiteraard werd er weer flink gesteggeld tussen de Paus en Koning Lodewijk de XIV om de botten van de inmiddels heilig verklaarde bruggenbouwer. De brug is tot eind zeventiende eeuw onderhouden – lees: daar waar nodig herbouwd na elke overstroming – maar na een enorme instorting in 1669 hebben ze het verder gelaten voor wat het was.
Nadat ik vanaf de boot de brug heb bekeken leg ik aan tegen de kade in centrum Avignon en maak mijzelf een lunch die ik buiten in de kuip ga oppeuzelen. Als ik met mijn mond vol wat om mij heen kijk besef ik opeens dat ik hier al eerder ben geweest. In een flash-back zie ik mijzelf in de zomer van 1960 of 1961 als klein jochie van een jaar of vijf zes terwijl wij, om te kunnen lunchen, onze auto voor een grote muur met poorten hebben geparkeerd voordat wij verder rijden naar de zuidkust. Naast de auto eten wij ons middageten op en ik zie dat het voetpad bestaat uit een mengsel van gelig grit en zand, langs de muur staan die typisch Franse knoestige bomen en de straat is vergeven van de nonnen in zwarte habijten. Bij elke poort in de grote kasteelachtige muur staat een soldaat met een geweer om zijn schouders. Machtig interessant voor een zesjarige maar ik mag er niet heen lopen om van dichtbij te bekijken en ook naar de waterkant is geen optie. Als ik nu in 2021 vanaf mijn boot de kade opstap en de trap naar straatniveau op loop kan ik het plaatje in mijn geheugen een-op-een over het straatbeeld vóór mij leggen. Of ik terug in de tijd ben getransporteerd, alleen liggen er nu trottoirtegels in plaats van het gelige zand en geldt er een parkeerverbod. Oh ja, de militairen zijn vertrokken maar er lopen wel net als toen een paar nonnen. Soms word ik zo moe van mijn geheugen zo bizar als dat in elkaar steekt. Ik zou wel eens het een en ander willen wissen maar CTRL-Alt-Delete werkt in dit geval niet.
Als ik ben bekomen van mijn tijdreis en het afwasje heb weggewerkt maak ik los en vaar de aftakking van de Rhône weer uit, draai stuurboord uit de hoofdstroom van de rivier weer op en koers richting het noorden. Direct links van mij staat –in het verlengde van de Pont d`Avignon– een kasteeltoren, de Tour du Philippe-le-Bel of zoals wij hem kennen van Philips de Schone. Deze imposante donjon is een restant van het fort dat ooit de grens van het Koninkrijk Frankrijk op de rechteroever beheerste. Avignon, dat feitelijk een Pauselijke Stadsstaat was ligt op de linkeroever en je moest natuurlijk geen vriendjes zijn met je buren, stel je voor.
Na ongeveer acht kilometer meld ik mij over de radio aan bij sluis Avignon. De sluiswachter geeft aan dat ik eerst een tanker moet afwachten vanwege zijn explosieve lading. Uiteindelijk duurt zijn “even” ruim een uur voordat ik de kolk kan invaren maar voor je het weet ben je geschut en vaar je aan de andere zijde weer verder.
De omgeving links en rechts op de oevers van de Rhône is de moeite waard. Schitterende tegen de hellingen aan gebouwde stadjes schuiven voorbij. Net voorbij Avignon is dat het kleine stadje Villeneuve-lès- Avignon op de rechter oever van de rivier (voor mij links want ik vaar stroomopwaarts) dat het spits afbijt met mooi zijn. Het was hier dat de kardinalen uit de hofhouding van de Paus samen vijftien paleizen bouwden. Ja, echt hè, de Katholieke kerk heeft het maar zwaar. Ter afwisseling van de stadjes en dorpen liggen er her en der schitterende kastelen, prachtige buitenverblijven van de adel en pittoreske ruïnes tegen de hellingen aan geplakt.
Ik noemde net al Châteauneuf-du-Pape dat tegenwoordig meer betekent dan het buitenverblijf van de Paus. De wijnkenners zullen in deze een zeer gewaardeerde wijn herkennen. Niet verwonderlijk want ik vaar hier midden tussen de Côte-du-Rhône wijngaarden met het plaatsje Roquemaure als kloppend hart van de wijnindustrie. Naast klinkende wijnen heeft Roquemaure nog iets bijzonders. In de catacomben van de veertiende-eeuwse in Langedoc Gotiek gebouwde kerk liggen sinds oktober 1868 de knekels van niemand minder dan Saint Valentine, de lokale beschermheilige en die van de wijnbouw in het bijzonder. Wij kennen hem dan weer als Valentijn, beschermheilige van verliefden, je weet wel, die van de veertiende februari.
Later die middag lig ik voor de gesloten deuren van sluis Canderousse, na mijn derde marifoon-oproep leg ik de boot maar even aan tegen de drijvende wachtsteiger. Na een halfuur kraakt een norse stem door de speaker, “Wat ik wil?” Nou wat dacht je van schutten? Okay, maar even vijf minuten wachten want er komt een passagiersboot. Huh, waar is die dan? Op mijn AIS is in de verste verte geen beroepsschip te zien. Na een half uur komt er inderdaad een cruiseschip om de bocht van de rivier zetten. Maar nog steeds geen beeld op de AIS. Ik roep de schipper van deze Rhône Princess op en attendeer hem op zijn niet functionerende AIS met als reactie; “Oh, meen je dat? Gut, dan ben ik hem misschien vergeten aan te zetten”. En zowaar, als hij al bijna in de sluis ligt floept er een pictogram op in mijn beeldscherm. Grote jongen, hij heeft het knopje gevonden. Als hij de motoren gestopt heeft schuif ik de Karavanserai achter hem de sluis in en maak zover mogelijk naar achteren vast om het geweld van zijn schroefwater te kunnen ontlopen als die schuit straks de sluis weer uitgaat.
Ook vandaag is het rustig op het water, slechts drie vrachtschepen plus dat cruiseschip voor mij in de sluis, meer verkeer was er niet.
Het begint al te schemeren als ik rond half zeven vastmaak langszij een half gesloopte peniche die voor de wal ligt in het dorpje Saint Étienne-des-Sorts. Als ik mijn lijnen optros klinkt er muziek uit het ruim van die peniche, beleefdheidshalve roep ik een paar keer door het gebroken glas van een patrijspoort maar er komt geen reactie. Dan niet, ik blijf hier lekker liggen. Het is een mooie dag geweest, ik heb weer veel bezienswaardigheden bekeken en toch nog 57 kilometer afgelegd.
Zaterdag 16 oktober
Nadat ik de wierpot en beide olieniveaus weer eens heb gecontroleerd gooi ik tegen negen uur heel zachtjes los. Het lijkt mij niet zo aardig om de gastheer of –vrouw in die peniche zo vroeg op zondag al zijn of haar bed uit te lawaaien. Als de boot min of meer buiten gehoorafstand is geef ik meer gas en koers op de eerste brug af, draai daar onder direct naar stuurboord en beland in een sprookjesachtige ochtendmist. Overal zweeft damp boven het water.
Rond half elf meld ik mij aan bij sluis Bollène en krijg het verzoek van de meester om een twintig minuten aan de ponton te wachten tot deze schutting klaar is. Inderdaad gaan de deuren na exact zoveel minuten open en er komt een duwbakcombinatie naar buiten. Dan krijg ik groen en vaar naar binnen waar ik vast maak aan een drijvende bolder. Als de deuren zich sluiten komen de zonnestralen niet meer op het dek in deze 22,5 meter diepe sluiskamer. Het schutten begint en ik word in 14 minuten als in een lift omhoog gestuwd en precies twintig minuten nadat ik aan de andere zijde groen licht kreeg vaar ik al weer naar buiten. Bij de opening in 1952 was dit in Europa de sluis met het hoogste verval, inmiddels zijn er vijf met een hoger verval waarvan twee in de Portugese rivier Douro en drie in het Duitse Main-Donaukanaal. En ik vond de 11,85 meter verval in de sluis van Maasbracht in het Julianakanaal al veel, tot nu toe was dat mijn persoonlijke record dat nu in een kwartier verpletterend is gebroken.
Een goede zeventien kilometer na sluis Bollène vaar ik het achtentwintig kilometer lange kanaal Donzère – Mondragon in dat letterlijk de gevaarlijke ondiepe en qua stromingen onberekenbare kloof van Donzère omzeilt. Aan mijn linker zijde wordt het kanaal begrenst door de gebruikelijke berghellingen met wijngaarden maar rechts bestaat het uit hoge kalkstenen rotsformaties met aan de voet daarvan een spoorlijn en een smalle weg.
De Rhône is bijzonder vriendelijk maar bij de kerncentrale van Tricastin ontwaar ik opeens draaikolken die uit het niets lijken te ontstaan en waarin veel drijfhout rond kolkt. Ik moet er niet aan denken dat zo een halve boom zich in mijn scheepsschroef klem werkt, dus is het oppassen geblazen maar ik kom er zonder averij voorbij.
De uren rijgen zich aaneen maar dan, als ik onder de SNCF-spoorbrug bij Pierrelatte doorvaar gaat het bijna faliekant mis, Sjaak mijn altijd zo trouwe en gehoorzame stuurautomaat slaat op hol en maakt gierend een bocht van meer dan 120 graden naar stuurboord en de hardstenen brugpijler lijkt ons haast te bespringen. In een flits zet ik Sjaak in stand-by, trek de stuurarm van de helmstok af, zet de motor in zijn vrij en gooi mijn volle 92 kilo tegen de helmstok aan en weet ternauwernood een aanvaring met de brugpijler te voorkomen. Dat was schrikken. Ik heb wel eens gelezen over een zeiljacht dat na het verlaten van het Naviduct bij Enkhuizen op een zelfde wijze uit het roer liep terwijl de schipper op het voordek de lijnen en stootwillen aan het opruimen was. Hij heeft toen zijn halve boeg aan gruzelementen gevaren op een grote stalen meerpaal. Zou het vele staal in deze spoorbrug soms het fluxgate kompas van mijn stuurautomaat op hol hebben doen slaan? Toch goed dat ik bij het passeren van een brug altijd in de kuip ben en blijf.
In de middag bereik ik Montélimar, de nougat-stad. Het plan is om hier ergens aan te leggen dan snel naar de stad te lopen en een brok echte Montélimar nougat kopen. Niet dat ik dat lekker vind, maar Yvonne wèl en ze hebben hier vast een postkantoor waarvandaan ik het lekkers naar haar kan opsturen.
Er zijn ter hoogte van Montélimar drie aanlegplaatsen voor vrachtschepen dus een plekje vinden voor een uurtje zou geen probleem moeten zijn. Helaas, die grote dukdalven voor de beroepsvaart staan zover va de oever dat ik daar nooit aan de wal kan geraken. Er is wel een set dukdalven met een loopbrug maar daar zit helaas een groot afgesloten hek op zodat ik vanaf die loopbrug alleen naar de stad kan kijken. Helaas, dat wordt dus geen nougat-verrassing voor Yvonne. Het leek mij juist een leuk idee.
Rond half vier schrik ik op, ik zag uit een ooghoek door het raam van de buiskap een schim voorbij schuiven. Verdikkie wat was dat? Als ik opsta en naast de kap kijk zie ik een visbootje met drie gasten voorbij glijden, zij zitten met hun rug naar mij toe en hebben mij nooit zien naderen. Hun kleding is donker, het bootje mat zwart en ook de buitenboordmotor is volkomen zwart. Niets verraadt hun aanwezigheid aan de vissen, en helaas voor hen dus ook niet aan mij. Daar had ik ze bijna overvaren en ik weet uit ervaring dat hun bootje met visuitrusting dat niet zal overleven. Ik wil je later deze anekdote nog wel eens haarfijn vertellen maar dan moeten we wel even terug naar 1975 toen ik nog in mijn eerste eigen kajuitzeilboot(je) een 15-voets Beneteau Galion in Nederland rondzeilde.
Even na vieren komt de marifoon tot leven; “Nou Gij bent ook een flink eindje van huis” kraakt een sappig Brabants klinkende stem. Ik kijk om mij heen, nee niet nog meer schepen, dan moet deze oproep komen van die met heel veel losse spullen op het dek afgeladen motorvlet die ik net ben gepasseerd. Ik pak de hoorn en meld mij. De schipper vraagt naar mijn vertrekpunt en de bestemming voor vandaag. En tevens of ik weet waar hij boodschappen zou kunnen doen. Dat weet ik, voor hem drie kilometer terug of nog ruim vijftig kilometer stroomafwaarts. Drie terug? Maar ik heb nergens een haven gezien. Of nu nog vijftig doorvaren? Maar dat is kei-ver! jammert hij door de ether. Tja, of een klein stukje terug of een dag niet eten, jouw keus. Hij vindt terugvaren teveel van het goede en kiest er voor om geen avondeten, ontbijt of lunch te gebruiken. Hij liever dan ik.
Na ruim drie kilometer verder gevaren te hebben meer ik af in Port Cruas. Toch echt een heus jachthaventje maar wel enigszins verscholen achter een landtong. Maar kom zeg, als je een beetje kan kaartlezen had je dit toch kunnen zien? Of zou die Brabander geen echte waterkaart bij zich gehad hebben? Ik ben in het verleden wel eens een schipper tegengekomen die tot diep in Overijssel was gekomen met een ANWB-wegenkaart maar werkelijk geen idee had waar hij zich toen bevond. Het avondzonnetje nodigt uit om tot de schemer in de kuip te blijven soezen. Het uitzicht is wat minder, ik kijk tegen de stoomwolken aan die de vier koeltorens van de stroomafwaarts gelegen kerncentrale Cruas constant uitbraken.
Maandag 18 oktober
Ruim voor negen uur gooi ik los, het is met elf graden gewoon fris en ik heb vandaag mijn zeillaarzen en handschoenen aan en een cap op mijn hoofd om niet teveel af te koelen.
Om kwart over negen lig ik voor de sluis Le Logis-Neuf. Wat een afgrijselijk bouwwerk is dat! Natuurkijk moeten de generatoren, het mechaniek voor de schuiven en hun elektromotoren ergens in ondergebracht worden. Maar dit? Het lijkt wel of die architect in de leer is geweest bij Albert Speer.
Tegen het middaguur komt het dorpje La Voulte-sur-Rhône in zicht, het ziet er mooi genoeg uit om aan te leggen en even een stop in te lassen om in het dorp wat rond te neuzen. Ik loop vrijwel alle straatjes door tot bovenaan de helling waar de kerk staat. Al lopende door die nauwe en steile straatjes krijg ik opeens zin in de wintersport. Hoe dan? Het is inmiddels achtentwintig graden en ik denk aan skiën in Zwitserland. Als ik een stuk verder ben gelopen begrijp ik het, de geur van hout stoken dringt nu sterk tot mij door. Het doet mij denken aan skiën in Wallis waar wij via de kortste route door de achterafstraatjes van Bettmeralp skieden (daar hing ook altijd die geur van gestookt hout) naar Konditorei Imhoff voor een hete chocomel en dan weer verder naar Riederalp waar ons appartement stond. Hoezo een Pavlov reflex?
Naast de kerk staat een oud klooster waarin nu een basisschool is gevestigd. Aan de andere kant van het ruime kerkplein staan de resten van een kasteel uit de veertiende eeuw dat vanwege restauratiewerkzaamheden deels in de steigers staat. Na ruim een uur heb ik alles wel gezien, strijk neer bij een boulangerie om een espresso met daarbij een kenmerkende lekkernij uit de Ardèche te gebruiken en dan gaat de vaartocht weer verder.
Nadat ik het dorpje weer achter mij heb gelaten volgen er nog een paar sluizen. De sluizen in de Rhône zijn een eitje om te passeren. Elke sluis roep je aan via de marifoon en meestal kan je dan vrijwel meteen naar binnen. In de kolk kan je om de zoveel decameter aan een bolder vastknopen. Dan bedoel ik ook echt vast want je hebt geen omkijken naar je lijnen zoals meestal in een sluis het geval is. In de Rhônesluizen zijn namelijk overal drijvende bolders geïnstalleerd. Er zijn op elk drijflichaam twee bolders geplaatst, één voor lage bootjes met daarboven een tweede voor de vrachtvaarders. Het is een kwestie van een aantal minuten uitzitten voor je –in mijn geval– boven bent en weer verder kan varen. Als ik alleen in de sluis lig volstaat een landvast tussen mijn middenbolder en de drijvende sluisbolder. Lig ik achter een beroepsvaarder dan breng ik vanaf de bakboordboeg een landvast uit die ik diagonaal over de boot naar stuurboord leid en hem daar om de drijvende bolder leg. Deze extra lijn voorkomt dat de boeg de sluis in kan draaien als een vrachtschip gas geeft om uit te varen.
In de namiddag bereik ik de bestemming van vandaag, Port de l`Épervière, de jachthaven van Valence. Ik steek hier bewust op omdat er hier een rijk gesorteerde tagrijn zou moeten zijn en op de kop van de haven is een dieseltankstation, dat laatste scheelt een hoop sjouwen. Bovendien hebben ze wasmachines en dat is ook weer hoog nodig.
Dinsdag 19 oktober
Ik heb besloten om drie nachten in de jachthaven van Valence te blijven, dan kan ik mooi de nodige klusjes doen. Het eerste doel is de tagrijn achter het haventerrein bezoeken. Ik hoop dat zij mij aan een stuk kachelslang kunnen helpen. Daarnaast heb ik nog drie waterkaarten nodig, moeten het dek en de kuip hoognodig een schrobbeurt krijgen, er moet binnen schoongemaakt en stof gezogen worden, behalve de dieseltank moet ook de drinkwatertank worden gevuld. Ik wil de elektrische kachel tevoorschijn halen om die op koude dagen te kunnen gebruiken als ik aan de walstroom lig (dat scheelt weer diesel stoken). Er moeten weer eens boodschappen worden gedaan en het wasgoed moet worden weggewerkt. En dan nog iets van een blog schrijven en de routes voor de komende dagen plannen. Kortom genoeg om handen om twee dagen mee te vullen. Twee dagen? Nou dit is meer lijfbehoud, er wordt een snoeiharde zuid tot zuidwesten wind verwacht, dat betekent oplopende golven tegen de stroom in, niet echt prettig om daarin te moeten varen als het niet echt nodig is.
De tagrijn, die zo veelbelovend in de waterkaart annex pilot werd aanbevolen bleek geen kachelslang te verkopen. Ook de benodigde waterkaarten hadden zij niet in hun assortiment. Bestellen kon wel maar zou een week moeten duren. Na wat doorpraten gaat de verkoopster met hun monteur overleggen en zij geeft een adres waar ik misschien wel een kachelslang kan bemachtigen. Het is bijna drie kilometer lopen dus prima te doen. Als ik daar aankom blijkt het een soort van Hornbach-achtige winkel te zijn die over een uitgebreide afdeling beschikt van gaskachels en houtkachels en dus ook van schoorsteenelementen en andere rookgas afvoermaterialen. Zowaar de juiste diameter hittebestendige slang hebben zij ook in huis dus in een opperbeste stemming vang ik de terugweg aan.
Ik loop net een weg op als een kleine veewagen met aanhanger mij tegemoet komt rijden, achter het stuur een dame met lange uit het raam wapperende haren. Ik leg meteen de link met Yvonne die een paar dagen geleden haar groot rijbewijs heeft gehaald en denk: “Ha, nog zo een stoere meid die haar hand niet omdraait om met een truck en aanhanger rond te scheuren.” Want scheuren deed deze vrouw toen zij, al stuiterend over een bult in het wegdek, mij snel voorbij reed. Ik had het mij nauwelijks gerealiseerd of ik hoor achter mij een enorm lawaai en het onmiskenbare geluid van hout en metaal dat op steen valt. Ik draai mij om en zie dat beide deuren van de aanhanger (waarschijnlijk door die bult) zijn opengeslagen en de inhoud over de weg wordt uitgestrooid. Zo te zien is zij op weg naar de lokale vuilstort. Stoelzittingen stuiteren over de weg, een ladekastje spat in stukken uiteen, allerlei losse rotzooi schiet alle kanten op. En als kers op de taart valt er een pot verf op straat die meteen hoog opstuitert, het deksel spat er van af, de pot raakt weer de stenen en schiet dan met zijn bodem naar voren de aanhanger achterna een sliert verf achter zich aan slepend. Ongelofelijk zo lang die verf in de lucht blijft hangen. Als de snelheid eruit is blijkt er een verfspoor van zeker twaalf meter over straat te zijn uitgespreid. De chauffeuse heeft intussen op de rem getrapt en staat beteuterd naar de bende te kijken.
Terug op de boot stap ik weer eens in mijn rol als slangenmens en kruip in de bakskist om de kachelslang te vervangen. Het klusje is met drie kwartier geklaard, dan de zaak nog even testen alvorens de boel weer op te ruimen. Mooi dat is één probleem dat afgestreept kan worden. Nu nog de broodnodige waterkaarten. Op mijn kaart van de Rhône staat het webadres van de uitgever. Ik stuur hen een mail waarin ik aangeef welke kaarten ik zoek en de vraag waar ik in hemelsnaam de benodigde kaarten kan aanschaffen en vermeld daarbij dat ik onderweg ben naar Lyon. Binnen een halfuur heb ik antwoord. Er ligt in Lyon, in de monding van de Saône, een parlevinker die ook boottoebehoren verkoopt èn re-seller is van hun waterkaarten. De parlevinker staat in c.c. met het verzoek om de kaarten voor mij apart te leggen. Kijk, dat noem ik nu top-service!
Bij mijn aankomst in deze haven had ik al gezien dat er net naast de haveninvaart een half gezonken schip ligt. Wat er nog van te zien is doet vermoeden dat dit een heel oud schip moet zijn. Met wat speurwerk stuit ik op de geschiedenis van de L`Ardèche, zoals het schip blijkt te heten. Er bestaat zelfs een vrienden-van-de-Ardèche-stichting die aan het sparen is om het schip te lichten en te restaureren. Het is een oude stoomkettingsleper. Vroeger, toen de Rhône nog een wild stromende rivier was kon men slechts met grote moeite stroomopwaarts varen. Eerst werd er geboomd, al snel gejaagd door mens of dier. In 1819 heeft iemand bedacht dat een stoomboot zichzelf aan een, op de rivierbedding gelegde ketting, zou kunnen voorttrekken onderwijl één of meerdere schepen meeslepend. Die gedachte resulteerde in 1827 in een reguliere dienst tussen Givors en Lyon. Op de bodem van de rivier werd een soort van over-gedimensioneerde fietsketting neergelegd die door de boeg van het schip omhoog liep, dan over een groot kettingtandwiel werd geleid en weer door het dek naar de bodem van de rivier verdween. Stroomopwaarts dreef de stoommachine het tandwiel aan en trok zo de sleper langs de ketting in de richting van Lyon. Stroomafwaarts bond men de sleper langszij de andere schepen en liet het kettingtandiel in zijn vrij staan en de combinatie dreef dan met de stroom mee de rivier af onderwijl de ketting volgend.
Donderdag 21 oktober
Tegen tienen vaar ik de haven van Valence uit een draai stuurboord uit naar het noorden. Ik vaar het eerste stuk parallel aan de wel bekende Route du Soleil. Het beeld van voorbij razende auto’s roept herinneringen op uit de tijd dat de grote autosnelwegen nog niet bestonden. Toen had je driebaanswegen waarbij de middenbaan voor beide richtingen beschikbaar was om je voorligger in te halen. Dit idee was niet echt in de wieg gelegd voor de schoonheidsprijs voor verkeersveilige oplossingen en ligt gelukkig ver achter ons.
Als ik de eerste sluis uitvaar, die van Bourg-les-Valence, is het gewoon slalom varen tussen de hoeveelheid drijfhout door. Het is bij elke uitvaart weer afwachten hoeveel er nu weer in mijn vaarwater ligt.
Ik ben net de monding van de rivier de Isère gepasseerd daar waar deze stroom samenvloeit met de Rhône als er een bulkcarrier mij tegemoet komt. Hij voert weliswaar geen blauw bord met wit flitslicht maar vaart toch duidelijk richting de buitenbocht van de rivier om daar met de hoogste stroomsnelheid te worden meegevoerd. Dit is dan nu mijn eerste officiële stuurboord-stuurboord passage. Er zullen er vast nog wel meer volgen.
La Table du Roi. Er hangen rondom deze rotsformatie nogal wat vage legendes. Eén daarvan verhaalt over Koning Lodewijk IX die in 1248 hierlangs kwam op weg om deel te nemen aan de zevende Kruistocht met als doel Palestina te bevrijden van de overheersing door de Sultan van Egypte. Het schijnt dat hij hier zijn schipper heeft verzocht om op deze partij rotsen (er bevinden zich net onder het wateroppervlak nog veel meer) aan te leggen voor de lunch. Om politieke redenen waren zowel de rechter als de linker oever voor hem een no-go zone dus deze rots was een mooi compromis. Een tafel werd op de rots geplaatst en het eten en de wijn van boord getild en aan tafel geserveerd. Een andere verklaring zou zijn dat in deze regio de beroepsschippers uit vervlogen tijden elk jaar hier een feestdag hadden waarbij de meest vaardige schipper werd verkozen. Die geluksvogel mocht zich een jaar lang Koning van de Rhône noemen. Op deze rots werd hij boven op een vat wijn gezet, als zijnde zijn troon, en brachten al zijn concullega’s hem hulde.
Bij tweeën meld ik mij aan bij sluis Gervans voor een schutting. De sluismeester meld dat ik meteen naar binnen kan als de vrachtvaarder er uit is. Maar dat duurt toch nog wel even want die schuit is zo breed dat hij maar net in de sluis past, het uitvaren duurt bijna twintig minuten voordat ook de kont van de boot tussen de sluisdeuren uit is. Op mijn AIS zie ik dat deze ISIS een formaat heeft van 151 x 13,25 meter is, best fors voor deze sluizen.
Het loopt al weer tegen vijven als ik het dorpje Andance nader. Er staan hier boven het dorp drie stenen kruizen dicht bij elkaar. Het verhaal wil dat dit ter nagedachte is aan drie beeldschone meisjes die ooit smoorverliefd waren op drie dorpsgenoten. Echter op een dag hebben die jongens besloten om hun geluk elders te gaan beproeven en scheepten zich in op zoek naar voorspoed en fortuin. Maar niet eerder dan dat zij hun geliefden beloofd hadden weer terug te zullen komen om hen te trouwen. De meisjes beklommen vrijwel dagelijks de hoge rots om in de verte te kunnen zien of het schip er al aankwam. Je begrijpt het al, die gasten zijn nooit meer teruggekeerd. Of ze een ander hebben gevonden of hun schip gewoon met man en muis vergaan is vertelt het verhaal niet maar die meiden zijn gek van liefdesverdriet maar eensgezind hand in hand van de rots af gesprongen. Hun buren en dorpsgenoten zouden bij wijze van blijvende herinneringen de drie kruizen hebben opgericht.
Om half zeven verlaat ik sluis Sablons en vraag via de marifoon aan de sluiswachter toestemming om aan de wachtponton af te meren en hier te overnachten. Geen probleem en hij wenst mij welterusten. Het was een “drukke” dag met zes vrachtschepen en twee cruiseschepen die mijn pad kruisten.
Vrijdag 22 oktober
Ik ben al rond vijf uur wakker geworden en daarom ook al vroeg onderweg. Er hangt urenlang een dreigende wolkenlucht schuin achter en de wijnhellingen worden bestreken door een mystiek ochtendlicht.
Na nog een sluis gepasseerd te zijn vaar ik rond het middaguur Vienne binnen. Aan het begin van de bebouwing staat en een fraai kerkje, volgens de kaart met de veelzeggende naam Notre Dame d`ile. Ik vind het een foto waard.
Het is vrijwel de hele dag bewolkt en er staat een koude noordenwind die de temperatuur onder de 16 graden houdt en daarmee is het beslist fris te noemen, ik ben dan ook gekleed in meerdere lagen om warm te blijven. Je kan beter lagen afpellen om het koeler te krijgen dan extra lagen kleding aantrekken in de hoop dat je weer opwarmt. Gelukkig klaart het in de loop van de middag op en als ik vlak bij Lyon ben vaar ik intussen weer onder een strakblauwe hemel.
Eenmaal in Lyon passeer ik eerste alle vrachthavens en stuur vervolgens bakboord uit en verlaat daarmee de Rhône die vanaf deze splitsing nog maar zeven kilometer bevaarbaar is. Ik ga nu verder op de Saône maar niet voordat ik bij die parlevinker de dieseltank heb opgetopt, de watertank bijgevuld en…. de bestelde waterkaarten heb opgehaald.
Daarna vaar ik een halve kilometer terug en draai de hagelnieuwe jachthaven in met de welluidende naam Parc Nautique du Confluent, genoemd naar het schiereiland Confluence en de wijk met dezelfde naam. Hier zal ik mooi beschut liggen, heb ik weer even walstroom tot mijn beschikking en een supermarkt op 100 meter lopen. Je kunt het jezelf maar zo makkelijk mogelijk maken.
Wijs besluit. Lekker terug naar het warme nest van Yvonne. Daar kan niets tegen op.
Sluit mij aan bij Kees en Alie; Oost, West, achter Yvonne’s gebreide broek is t best❣️
Goede thuisvaart en alvast bedankt voor je fantastische reisverhalen ??
Jeemig Monique,
Ben ik dan al zó lang van huis dat ik mij dat van die broek heel anders herinner?
Voorlopig ben ik nog niet terug hoor, ik schat nu nog een zes à zeven weken onderweg te zijn.
Dus er volgen vast nog wel wat verhalen.
Groetjes aan Anthon
Nou zeg, voor zover ik weet is dat nest zonder mij een stuk frisser.
Of weten jullie iets dat ik niet weet?
Anyhow, tot ziens
Marcel
Haha. Maar samen de kerstboom ?op zetten lonkt toch vast wel.
En we kunnen ook snel weer afspreken met zijn zessen om bij te kletsen ?
Dat lonkt zeker!
En die afsprak lijkt mij ook bijzonder gezellig.
Een mooi verslag van een mooie reis.
Groetjes van Harald en Anneke
Hi Harald,
Dank je wel, tot nog toe is het ook elke dag genieten.
Groetjes, Marcel
Het was weer een feest om te lezen, Marcel!