Donderdag 8 juli
Het wordt vandaag zo ongeveer de kortste afstand tot nog toe. Ik zal van Cherbourg naar Omonville-la-Rogue op de westpunt van Normandië zeilen om daar voor anker of aan een mooring een tijstop te maken om het volgende afgaande tij af te wachten waarmee ik mij door de Race of Alderney zal laten sleuren. De Race is een soort stroomversnelling tussen Cap de la Hague en het Britse Kanaaleiland Alderney, als je het juist berekent kan je daar enkele knopen stroom extra meepakken, het is daarbij wel van belang dat er niet teveel wind tegen stroom staat omdat er hier van nature al veel stroomwervelingen lopen en kolken zijn. Het is dus zaak goed roer te houden en dan wordt je aan het eind van de Race vanzelf weer uitgespuugd zodat je de geplande koers, nu weer met een reële snelheid kan voortzetten.
Maar eerst om 10:20 uur Cherbourg verlaten en buiten de marina maar nog tussen de binnenpieren de zeilen hijsen en dat …..resulteerde al meteen in een figuurlijke aanvaring met de Franse marine. Bij het hijsen van het grootzeil bleken rif 1 en rif 2 er nog in te zitten en aangezien er vandaag veel minder wind stond dan bij de aankomst in Cherbourg moesten die twee riffen er weer uitgehaald kunnen worden zodat het zeiloppervlak volledig benut kan worden. Vlak voor ik mijn zeilreis begon heb ik een derde rif in het zeil ingeschoren waarbij die reeflijn, net als bij rif 1 en rif 2 het geval is, voor een deel binnendoor de giek loopt. In die giek is het nu best een beetje druk met lijnen want behalve nu drie reeflijnen en twee katrollen loopt er ook nog de onderlijkstrekker door de giek.
Nu moeten de landrotten onder de bloglezers niet meteen denken dat ik er een nieuwe morbide hobby op na houd, vrees niet ik rek geen lijken van mens of dier op. Op een zeilboot heten de randen van de zeilen lijk. Je hebt dus een voorlijk, afhankelijk van je tuigage soms ook een bovenlijk, en in ieder geval een achterlijk en een onderlijk. En dat onderlijk kan je strak zetten met de onderlijkstrekker hierdoor kan je het zeil minder of meer bolling geven.
Aangezien ik rif 2 ietwat te ruim aan de giek had vastgeknoopt liep de katrol die binnenin de giek aan die reeflijn zit te ver naar voren en had zichzelf helemaal voorin de giek bekneld. Nou ja, eigenlijk had ik dat gedaan met het zetten van rif 2 omdat ik de reeflijn snaar strak had doorgezet. Maar zoals zo vaak komt berouw pas na de zonde en in dit geval kwam dat bij mij dus bij het weer hijsen van het grootzeil.
Omdat er in de buitenhaven van Cherbourg op het moment van zeil zetten nauwelijks boten voeren leek het mij verstandig om dit klemmende probleem ter plekke op te lossen in plaats van buiten in de aanlooproute van de veerboten. Terwijl ik op het voordek aan de reeflijnen stond te trekken en sjorren zag ik dat er vanaf de marinebasis, waar zich nucleaire onderzeeërs bevinden, zich een rubberboot van wal losmaakte die met volle snelheid op mij afkwam. Twee soldaten, met het machinegeweer in de aanslag en hun vinger aan de trekker geboden mij om terstond en wel direct het roer om te gooien. “You have to move, now!” Of ik wel wist dat ik mij in een militaire zone bevond (ja, wat dacht je?) waar alleen marinevaartuigen mochten komen. Zowaar, één van hen sprak goed Engels, maar mijn reactie; “Yeah, so what?” kon hij toch niet waarderen. Dit gebied was volgens de soldaat hún water. Ik vroeg hem of hij zich er wel bewust van was dat er elke keer met ebtij hún water dan telkens weer wegvloeide, maar ook dat hielp niet echt. Hij begon weer te herhalen dat ik moest verdwijnen. Ik heb hem uitgelegd dat, zoals hij ongetwijfeld al had gezien, ik problemen aan mijn tuigage had en die eerst en wel ter plekke ging oplossen voordat ik mijn koers zou verleggen. Weer tegensputteren. Toen hem nog even op het internationale zeerecht gewezen waarbij het besluit van de kapitein/gezagvoerder te allen tijden boven dat van welke landwet dan ook staat en dat ik bij mijn besluit blijf. Zo gezegd zo gedaan, ik ben een minuut of tien aan het stoeien geweest met de tuigage en toen alles weer naar behoren werkte heb ik koers gezet naar de havenuitgang waarbij beide soldaten mij tot aan de laatste boei hebben begeleid. Misschien dat ze bang waren dat ik stiekem toch nog even snel een duikboot zou pikken?
Zoals gezegd was het maar een kort stukje tot het gewezen smokkelaarsnest Omonville-la-Rogue en na nog geen 11 mijl zeilen kon ik in de baai vastmaken aan een passanten mooring.
Dat van een tijstop in de baai van Omonville-la-Rogue heb ik niet zelf bedacht maar was een tip van Jean Heylbroeck die dat weer van een andere zeiler had gehoord. Hoewel hij hier zelf nooit was geweest klonk zijn verhaal dermate logisch dat ik ervoor koos om in die baai de volgende eb af te wachten.
Het gehucht Omonville-la-Rogue bestaat, de “buitenwijken” meegeteld, uit nog geen honderd huizen maar bijna elke adres heeft een bootje aan een ankerboei in de baai liggen. De eigenaar roeit in een piepklein polyester bootje, veelal van het type SportYak I naar zijn motorboot en knoopt daar zijn roeibootje aan zijn eigen ankerboei. Vervolgens tuft hij met zijn motorboot een eind de zee op om daar bij zijn kreeftenkorf of visnet te controleren of hij wat gevangen heeft. De meeste schippers zijn met een half uurtje weer terug, stappen weer in hun kabouter roeibootje en roeien terug naar de wal. Daar aangekomen stapt hij uit en sleurt hij het bootje achter zich aan de grintoever op totdat hij helemaal bovenaan dit hellend vlak aangekomen het bootje ondersteboven naast de straatweg neerlegt. Getuige het aantal bootjes in verhouding tot het aantal woningen moet het vissen hier wel nationale sport nummer één zijn.
Vrijdag 9 juli
Na een prima nacht aan de mooringboei, wiegelend op het tij, ben ik ruim op tijd wakker en om 09:55 uur laat ik de tros slippen en vaar de baai weer uit, op weg naar de alom bekende Race of Alderney. Geen idee wat dat mij gaat brengen, we zullen wel zien. Al snel maar nog ruim voor de te ronden kaap wordt het water aan het oppervlak onrustig en ontstaat er een ware klotsbak. Hele stukken water zijn zo vlak als een spiegel terwijl even verder de golven rommelig over elkaar heen buitelen terwijl de windmeter slechts 6 knopen aangeeft ziet het water er uit alsof er windkracht 6 staat en voor ik het weet komt er een extreem steile, hoge golf op de boeg van mijn boot af. Ik weet net op tijd onder de buiskap te duiken om niet vol in het gezicht getroffen te worden maar de kuip en zelfs onder de beschermende buiskap krijgt het toch zwaar te verduren. Het kajuitschot, dat de toegang tot de kajuit afsluit, plaats ik eigenlijk alleen met harde achteropkomende regen, en dat is nu niet het geval. Wat wel het geval is dat het schot er niet in staat en het schuifluik wijd open is en die mini-freak-wave klotst pardoes de kajuit binnen. Vrijwel direct daarna zwakken de golven af en de rest van de dag is het een bejaardentochtje zo kalm is het water evenals de wind. Maar aangezien ik mij met het afgaande tij zuidwaarts laat spoelen maak ik toch een heel bevredigende voortgang.
Aan het eind van de middag rond vier uur houdt de wind het voor gezien en strijk ik de zeilen en vaar verder op de motor en nog geen vier uur later ben ik afgemeerd achter de drempel van de marina in Granville. Het was met tien uur varen een lange dag maar ik ben tevreden met de bijna 61 gemaakte mijlen.
Zaterdag 10 juli
Vandaag een rustdag om het mooie, ommuurde stadje Granville met een bezoek te vereren. De etensvoorraad moet weer worden aangevuld en het is nu toch echt hoog tijd om een keer de was te doen. In de Reeds-almanak had ik al gezien dat deze haven een wasmachine zou moeten hebben. Dat blijkt niet zo te zijn maar op een paar honderd meter van de haven is een “La Salon Savoir” gevestigd, ofwel een wasserette. Daar kan je zeven dagen per week van 07:00 – 22:00 uur terecht met veel of weinig was. Je kiest een machine van 6, 8, 12, 18 of 23 kilo wasgoed, betaalt bij een centrale automaat, tapt een bekertje waspoeder, wasgoed in de machine, programma kiezen en wachten tot het klaar is. Dat wachten vind ik niet zo efficiënt dus ga ik de stad in om mijn boodschappen te doen. Op de terugweg weer bij de wasserette langs en het wasgoed vanuit de wasmachine in een droogautomaat gedaan. Muntje erin, en negen minuten later kan ik de eerste droge zaken al gaan opvouwen. Even een Hollandse ons-ben-zunig samenvatting voor € 5,30 is alles gewassen en gedroogd. Voor een dergelijk luttel bedrag kan je zelf bijna geen wasmachine aanschaffen.
Als ik de boodschappen en het weer schone wasgoed aan boord heb opgeruimd ga ik op stap. In de hele stad is her en der op de straat de tekst “urban route” geschilderd. Door deze te volgen wordt je langs alle highlights van het stadje geleid. Eigenwijs als ik ben neem ik een short-cut over de sluisdeuren en dan door de visserijhaven. Dat dit een wandeling is die niet geheel zonder gevaar zal zijn blijkt al snel. Ik heb net een paar foto’s gemaakt als er opeens iets vlak langs mijn hoofd naar beneden valt en met een harde klap op de kade valt. In een flits denk ik; “Welke gek gooit er een steen naar mijn hoofd?” en kijk rond of ik die onverlaat kan ontdekken. Om mij heen is niemand te zien, ik kijk naar boven om te zien of er iemand vanuit de loods naast mij dit geintje heeft geflikt, ook niemand. Wat ik wel zie is een licht agressieve meeuw die als een Duitse Stuka in duikvlucht op mij afkomt en een paar schijnaanvallen uitvoert. Met Hitchcock’s “The Birds” in mijn achterhoofd loop ik snel een stukje door waarop de meeuw mij dan met rust laat en vervolgens landt op de plek waar die “steen” was neergekomen. Nu zie ik dat het hier niet een geradicaliseerde zeemeeuw betreft maar gewoon een meeuw die vanaf vlieghoogte een mossel op de kade heeft gegooid. Met zijn snavel pakt hij de mossel nog twee keer op om hem vervolgens met kracht tegen de grond te smijten. Dit breekt het verzet van de mossel die door zoveel geweld niet langer zijn schelp gesloten kan houden en daarmee is het lunchtijd voor de meeuw. Met een paar hamerslagen van zijn snavel baant de meeuw zich een weg naar binnen en verandert de mossel in een smakelijk hapje.
Hoewel de ochtend vandaag begon met een langdurige regenbui brak de zon door rond de tijd dat ik de toerist ging uithangen, het werd zelfs uitgesproken zonnig en vooral warm. Zou dit dan een echte zomerse dag zijn? Maakt niet uit, er is hier in Granville genoeg te zien en ik ga aan de wandel. De rest van de dag zwerf ik om en door het stadje Granville, het is er vergeven van de historische panden en je komt ogen tekort om alles te bekijken. Pas laat in de middag plof ik neer op de kuipbank van Karavanserai en besluit om voorlopig niet meer op te staan. Bij ons in de Zaanstreek zeggen ze dan; “Ik heb een sadderige boik en love bienen”.
Zondag 11 juli
Vandaag wordt een rustige start. Ik kan op mijn gemak ontwaken en ontbijten want het tij is, met inachtneming van mijn koers en route, pas rond 11:00 uur gunstig genoeg om uit te varen. Het is duidelijk zondag want vlak voor de haven is het vergeven van de kleine motorbootjes met hele gezinnen aan boord maar daarnaast wordt er natuurlijk ook behoorlijk gezeild. Zeilen is tenslotte een sport pur-sang voor de Fransen. Maar door deze extreme drukte is wel opletten geblazen. Wanneer ik een mijl of vijf buiten de haven ben is er echter geen kip meer te bekennen en heb ik de zee weer voor mij alleen.
Al snel zie ik aan bakboord aan de horizon Le Mont Saint Michel, de op een klomp graniet gebouwde abdij, uit de nevel oprijzen.
Ik vaar de hele dag een aandewindse koers met een matig noordoosten windje van 10 à 11 knopen. Het is relaxed zeilen en ik zit dan ook al enige tijd onderuit gezakt te lezen als ik opgeschrikt wordt door een geluid, pfffroest, tssss klinkt het alsof iemand zich verslikt. Het is dat laatste blazen dat mij doet realiseren dat er een dolfijn uitblaast. En inderdaad vlak naast de boot komt er een dolfijn aan de oppervlakte en meteen daarna zie ik nog twee of drie ruggen. Jammer genoeg komen ze niet spelen maar zwemmen zij alleen rustig door. Het zijn nieuwsgierige beesten met een hoge aaibaarheidsfactor. Ze komen echt even kijken wat voor beest jij bent en dan verdwijnen ze weer voor heel lange tijd onder water in hun jachtgebied.
Naarmate ik dichter bij Saint Malo, de bestemming voor vandaag, kom zie ik steeds meer klassieke zeilboten. Veelal van het type loodskotter of viskotter die vandaag de dag als jacht gebruikt worden. Schitterende schepen met enorme lange gieken en gaffels en dus een enorme lap grootzeil, vaak met een apart op een spriet gehesen gaffeltopzeil en voor de mast behalve de fok op een enorm lange boegspriet ook een kluiver en een vlieger en soms zelfs daarboven nog een jager. Het wordt langzamerhand tijd om nog meer op te letten. Het stikt hier in de golf van de rotsen en kleine eilandjes die niet alle even goed zijn terug te vinden op de zeekaart. Ik hoor her en der de golven in een luid geruis breken op die granieten kluiten, een geluid dat je doet beseffen goed je koers te houden.
Ik ben intussen flink gevorderd en zo rond 16:00 uur richt ik de steven op de zuid kardinaal in de aanloop naar het vroegere zeeroversnest St. Malo. Een kleine drie kwartier later maak ik, na 21 mijl zeilen, vast aan een wacht mooring buiten de sluis van St. Malo, die sluis zal om 18:36 uur gaan draaien. De overige moorings liggen binnen de kortste keren ook vol. Net voordat de sluis bediend gaat worden begint het weer eens ongekend hard te regenen, een steward op de sluiskolk zegt verontschuldigend tegen mij; “Ach mijnheer, dit is Bretagne hè”.
Ruim een half uur later lig ik afgemeerd in een box in de jachthaven in het oude Bassin Vauban van St.Malo.
Maandag 12 juli
Laatste dag solo, morgen komt Yvonne per trein aan in St.Malo om ongeveer vier weken mee te varen. Nog net kans om de boot grondig te kuisen want die zoute zeelucht maakt de boel wel wat klam en soms ook plakkerig van de zoutaanslag. Dus binnen en buiten alles grondig gepoetst en gesopt want een mannenhuishouden is één ding maar dat moet je dan ook maar voor jezelf houden. Nu weer alles weer op standje “samen leven”.
Ik wilde vandaag ook nog even de dieselvoorraad aanvullen alleen heeft deze jachthaven geen brandstofpompen staan, daarvoor zou ik dan aan de zeezijde van de sluis een andere haven moeten invaren en daar tanken. Een andere mogelijkheid was om diesel te gaan halen bij een regulier tankstation langs de weg. Er bleek een Total-station op 1,8 km vanaf de haven te zijn, dat is nog te doen. Eerst de laatste beetjes van de jerrycans leeggeschonken in de vaste tank die daarmee nokkievol werd. Toen op weg met twee jerrycans naar het pompstation. Dat was snel gevonden alleen de terugweg viel een tikkie tegen met één jerrycan van 12 liter en zijn grote broer van 20 liter in de handen. Telkens na een honderd of honderdvijftig meter wisselde ik de zware jerrycan naar de andere hand maar dat kon niet voorkomen dat ik eenmaal terug op de boot lamme handen en opgerekte armen had. De volgende rit moest anders aangepakt worden. Ik haalde een lange lijn vier keer door de handvatten van beide jerrycans en knoopte de uiteinden aan elkaar, in het midden rolde ik een handdoek om deze lijnen zodat ik hiermee een zachte buffer creëerde die ik in mijn nek kon leggen.
Na het aftanken van beide jerrycans kon ik deze als een melkmeisje haar emmers aan mijn nek en ondersteund door mijn handen dragen. Dit was al een stuk beter maar ondanks dat ik nu niet de volle 22 liter per jerrycan in mijn handen had moest ik toch telkens na een tweehonderd meter stoppen en even uithijgen. Dit was verdomde zwaar werk zeg en door die 44 liter diesel die aan die strop om mijn nek hingen voelde ik dat dit niet echt goed kon zijn, hoe dichter ik naar de boot kwam des te meer dizzy ik werd. Hmmm, zou een nekklem ook zo werken? Natuurlijk heb ik het zonder morren tot de boot gered maar deze truc is niet voor herhaling vatbaar.
En de volgende ochtend… spierpijn all over the place 😉
Ik krijg nog wel eens de vraag; “Wat doe je nu de hele tijd als je zeilt, is dat niet saai of verveel je je niet?” Ik kan je vertellen, ik verveel mij geen minuut.
Als ik een haven ben uitgevaren probeer ik zo snel mogelijk zeil te zetten, het is immers een zeilboot, maar als er niet voldoende wind is wordt de motor erbij aangezet, ik wil namelijk toch wel een gemiddelde van 4 knopen per uur zien aan te houden. Echter zodra de wind aanwakkert en de bootsnelheid oploopt gaat die motor subiet weer uit.
Dan ben je bezig met de juiste koers te volgen, je hebt namelijk rekening te houden met ondieptes, obstakels onder water of vaarwegen waar je niet in wil of mag varen. En ik hou de voortgang bij in het scheepsjournaal. Daartoe zet ik telkens een ouderwetse kookwekker op een uur. Gaat de wekker dan noteer ik de juiste positie in het journaal en teken die positie in op de papieren kaart. Stel dat er een elektrische storing ontstaat waardoor alle navigatie-instrumenten op zwart gaan dan heb je aan die papieren kaart een laatste positie die nooit ouder is dan een uur. Vanaf dat punt kan je vaak met een zichtpeiling wel uitvogelen waar precies je op het moment van die storing bent en vervolgens met je vloeistofkompas je verdere koers aanhouden. Mocht er tussendoor wat nodig zijn, bijvoorbeeld meer of minder zeil zetten, de motor aan of uit, een weersverandering of er gebeurt iets bijzonders dan teken ik dat ook aan in het journaal. Dan zorg ik dat ik ieder uur wat eet, je kunt in plaats van in één keer een hele maaltijd te nuttigen beter verspreid over de dag telkens kleine hapjes eten want dat houdt je je energie beter op peil en de kans op zeeziekte wordt ook drastisch verminderd. Bovendien drink ik de hele dag door water. Je wilt wel eens meer of minder kleding aantrekken en als er helemaal niets meer te doen is ga ik van de omgeving genieten of ik pak er een boek bij. Natuurlijk kijk ik wel steeds vanuit mijn bladzijdes even op om de omgeving af te speuren of er geen kans is op een aanvaring of ander leed. Nou en voordat je het weet laat die kookwekker al weer van zich horen en begint de hele riedel weer van voren af aan.
Het verzetsstrijder, je hebt goed stand gehouden. Zo maak je wat mee.
We genieten van je verhalen.
Je beste maatje is inmiddels (op een spik en span schip) aan boord. Heel veel plezier de komende weken.
Alie en Kees
Hi Kees en Alie,
Yep, wij varen weer met z’n tweeën. Je kan het maar beter gezellig hebben.
Groetjes Marcel & Yvonne
Leuk om te lezen hoe je dit allemaal solo doet.
Ik neem aan dat je Guernsey en de andere eilanden hebt laten liggen vanwege COVID?
Hi Felix,
Inderdaad de Kanaaleilanden zijn verboden gebied. Zelfs met twee vaccinaties kom je er niet aan land. Je moet eerst 10 dagen in quarantaine en dan nog eens laten testen voordat je aan wal mag. En dat op elk eiland opnieuw. Dat oponthoud is het mij niet waard dus heb de eilanden links (eigenlijk rechts) laten liggen.
Groet, Marcel
Hi Marcel,
Weer even bijgelezen. Leuke verhalen. Mogen later in boekvorm verschijnen.
Ondertussen op de Adriatische zee op de zeilboot. Een beneteau en geen etap. Maar heerlijk naar ons zin.
Geniet ervan.
Groet,
Bart
ps. Ook aan Yvonne de groeten.
Hi Bart (en Kiki en kids),
Dat klinkt mooi de Adriatische Zee. Betekent dit dat je in Kroatië een Beneteau hebt gehuurd?
Lijkt mij heerlijk. Wij hebben vier keer in Griekenland in verschillende gebieden voor telkens twee weken gehuurd.
Niets dan mooie momenten en goede herinneringen aan die vakanties.
Ik zou zeggen, genieten jullie er van!
Groetjes, Marcel en Yvonne (die nu voor ruim vier weken ook aan boord is)
Hi Marcel
Mooie verhalen. Dat van die jerrycans hebben we in Lowestoft al een samen gedaan. Jij met jouw tanks en ik met de mijne
Dank dat ik op de schouder mee mag reizen.
Hi Bert,
Ja Lowestoft staat mij nog helder voor de geest. Er kwam geen eind aan dat gezeul met die jerrycans.
Haha, jouw laatste zin klinkt net alsof ik een piraat ben met een houten poot en een papegaai op zijn schouder.
Nog gefeliciteerd met de oude dame.
Groet, MArcel